
288.
Fourcroya eubensis Haw. — Cuba, Brazilië. Bladen zwaard-
vorinig, spits, met stekeligen rand, dik, opgericht, 3—4 voet
lang, bleekgroen; bloemstengel 15 voet hoog; bloemen hangend,
vuil wit, inwendig groen. — V. T.
Roesleai regia. — V.
Ord. L i i .i a c e a e .
Lelie-achtigeii.
Sub-Ord. H em e r o c a i .i .e a e .
289. Plioriiiiuin teiiax Foi’St. — Nieuw-Zeelandsch vlas. Nieuw-
Zeeland, Chatham-, Auckland- en Norfolk-eilanden. In andere
gewesten als sierplant gekweekt,
De bladen van dit overblijvend gewas zijn hard, zwaardvormig,
van 5—7 voet lengte; de bloemstengel is nog 4—5
voet langer en di'aagt eene menigte gele bloemen en later
driehoekige zaaddoozen.
De bladen leveren eeu sterke vezelstof, vooral geschikt voor
touw, zeildoek en grove weefsels. Uit een zorgvuldig onderzoek
van ,T. Cazanx is gebleken dat deze vezelstof bij hare
geringe vathaarheid voor verfijning, slechts weinig geschikt
voor fijnere weefsels is, doch dat zij voor grovere fabrikaten
als een zeer bruikbaar surrogaat in de plaats van hennep,
waar deze schaars te verkrijgen mocht zijn, verkieslijk boven
Manilla-hennep te beschouwen is. Zie de bekroonde Verhan-
deling van Cazaux, Tijdschr, v. Nijv. le Serie, X, hi. 526.
Volgens Von Muller kan deze plant een temperatuur van
15° Fahr, verdragen en is in Engeland’s klimaat overblijvend.
Hij heveelt baar aan voor de cultuur op woeste rotshellingen
aan de kust, waar zij aan zich zelve kan worden overgelaten,
daar het vee haar niet aanraakt. Zij is geschikt om in heggen
geplant, de verspreiding van hoschhranden tegen te gaan.
Volgens Royle leveren driejarige planten door elkaar 36
bladen, behalve de worteluitloopers. De inlandsche bereiding
der vezelstof geschiedt door het celmoes met schelpen af te
schrapen en de vezels daarna te karnmen en te drogen.
De prijs van N. Zeelandsch vlas bedroeg in April 1887 aan
de Londensche markt £ 23—25 de Ton.
1. Nieuw-Zeelandsch vlas. Ruwe vezel.
2 . Snuit 3 preparaten.
3. K o rl 8
4. Haringnettengaren ongetaancl.
5. Getaand garen.
6. Fijn weefgaren.
7. Garen, gekookt.
8. Schoengaren.
9. Touw.
10. Gekleurd koord.
H . Venetiaansche hennep
12 . Schil Hollandsche » j
ter vergelijking.
Suh-Ord. A l o ïn e a e .
290. Aloë barbadense Mill. (A. vulgaris L.) — Aloë van Barbados.
Lida boeaja J. Van Westindie; in Oo.stindië verspreid. Stam
kort, dik, met vleezige, zeegroene, roodgedoornde hladen ;
bloemen geel-oranje.
Bekend wegens het sap, dat in de geneeskunde wordt
gebruikt. De vezelstof is fraai wit, volgens Royle sterker dan
hennep en neemt kleurstoffen goed op. — V.
291.
292.
293.
Suh.-Ord. D r a c a e n e a e .
Yucca aloëfolia L. — Bladen bleekgroen; bloemen wit met
violet gevlekt. De Yucca’s zijn oorspronkelijk in de zuidelijke
Staten van Noord-Amerika en zoowel in Oostindie alsinde
Europeesche oranjerien, wegens haren fraaien bouw en groote
witte bloemtrossen, veel als sierplanten gekweekt. Hare bladen
leveren een goede vezelstof, veel gelijkende op die der Agaves
en evenzoo geschikt om kleurstoffen op te nemen. — V.
Y. draconis L. — Stam 10 voet hoog, onverdeeld; hladen
ros-groen; bloemen wit-groen, boven purper. Deze soort,
die in Z. W. Californie in onnoemelijke massa groeit, is zeer
aanbevolen als vezelplant voor schrale gronden in de tropische
landen. Journ. Soc. of Arts. 1883, 936. — V.
Y. flaccida Haw. — Bladen alien van onder het midden slap
neerhangend, vlak, aan de randen met lange bruine draden ;
hloemen groen-geel. -- V.
1. M'iil