
'"-'i':
il
106. Cassia iniiiiosoides L. — Koeyang of K. rottan v. Svi. In alle
tropische landen groeiend. Een lage uitgespreide vaste plant
met slappe, fraai donzige takken. Bladen gevind, lederachtig.
Y.
107. lut’sia ambonensis Thouars. — Marabouw, M. Merbouw, S.
Bayang of Ipi. Celebes. Kajoe besi Menado. In den Archipel
verspreid. Hooge boom met gevinde bladen en witachtige
hloemen. — V.
108. Tamarindus indica L. — Assam, Assam djawaM.J. Tamarinde.
Waarschijnlijk uit Trop. Afrika; thans in alle tropische
gewesten geplant. — Een hooge hoom met een korten dikken
stam en breede schaduwrijke kroon. Bladen gevind, hloemen
geel met rood.
Deze hoom is wegens zijne vrucht welbekend en levert
uitmuntend hont. — V.
Sub-Crd. Mim o s e a e .
Bloemkroonblaadjes regelmatig. Meeldraadjes min of meer talrijk.
Type: het Kruidje-roer-mij-niet.
109. Parkia africana K. B . — Pimdieu, Pete S .M . Puntoi,
Goedé J .M . Java, Sumatra. Een groote boom met groote
gevinde donkergroene hladen en eetbare vruchten. — Y.
110. Lencaena glauca Benth. — Peté zeilon, Kamelan djingan.
Zeegroene Stuiphoom. Indie, Trop. Afrika ; oorspronkelijk in
Trop. Amerika. Een lage, rechtopgroeiende boom zonder
stekels. Bladen gevind, bloemhoofdjes witachtig; vruchten
eetbaar, als de vorige. — Y.
111. Acacia tomentosa Willd. — Klampis. Britsch Indie, Ceylon,
Cost-Java. Een boom, van onder op vertakt, met witte dooms,
gevinde hlaadjes en witte bloemhoofdjes. — Takken.
112. Albizzia odoratissima Benth (A.micrantha B o iv ).— lYeroe.
Indie, Ceylon. Een hooge opgaande hoom zonder stekels. Bladen
gevind, bloemhoofdjes klein, talrijk, zijdeachtig grijs. — Y.
113. Pithecolobium umbellatum Benth. — Lom.J. Djerrieng S.
AVest-Britsch-Indie, Archipel. Een lage hoom met in dooms
verloopende takjes, stijf lederachtige vinblaadjes, schraal-
bloemige bloemhoofdjes en zeisvormig gekromde vruchten.
De hast dient tot verfstof en lederhereiding. Het hout is
bruikbaar. — Y.
Crd. R o s a c e a e .
Tot deze familie behooren de Rozen, Aardbezien, Braambeziën enz.
114. Parinarium Grifflthlanum Benth. (P. multiflorum Miq.) —
Manoe, Manan, Java. Ki-toeakBaX\, HoeZoe Borneo, Achter-
lndie, Malakka, Borneo, Andaman-eilanden. Een kleine boom
met zwartachtige takken, lange, sterk generfde hladen en
kortgesteelde bloempluimen. — Y.
115. Kerrla japonica D.C. — Hitjoe J. Sengo J. Japan; op Java
gekweekt. Een kleine heester met roedevormige takken, sterk
geplüoide bladen en gele, enkele of dubbele bloemen. —• Y.
Crd. R h i z o p h o r e a e .
De Rhizophoren of Mangroven zijn lage boompjes, die op luchtwortels
groeiend, meest in de drassige kustlanden voorkornen.
116. Bruguiera eriopetala W.A. (B. Rumphii Bl.). — Bakko, Bakoe,
Mangian, Mangi mangi M. Palan, Paloen v. Sw. Archipel,
China. Kleine hoom met lederachtige bladen en witachtige,
behaarde bloemen. — Y.
Crd. C o m b r e t a c e a e .
117. Quisqualis indica L. — Wedani of Oedanii. Tjekok, Kajoe
boelan Banka. Indisch Warkriiid. Geheel Indie en de Archipel.
Een klimmende heester met langwerpige, spitse bladen en
roode bloemen in dichte aren.
De vruchten en hladen dienen als wormdrijvend geneesmiddel.
— Y.
; !|
i iÜ