/iii' I:
I 'h' -i:'
lii;:
iri',;
'ri /!:,
h ’ki
•1836. Rena. Sumatra.
Fijn, hard, zeer geschikt voor timmerhout. XVI, 277.
1837. Renoewang. Palembang. — XIV. 473.
1838. Resak sianten. Banka.
Goed timmerhout. I , 971.
1839. Resak padang. Bant a.
Goed timmerhont. I , 962.
1840. Riboe riboe. Sumatra.
Hard en duurzaam, iijn en geschikt tot draaien. Gehezigd voor rijat-
stampers, lange hijlstelen enz. X V I, 280.
1841 . Riengang. (Anonacea sp.). Banka.
Voor planken geschikt. I , 255.
1842. Riraboe boeroeng. Banka.
Goed timmerhout. I , 1043.
1843. Ririk. Borneo.
Zeer deugdzaam timmerhout. I , 1193.
1844. Roefoe. Menado. — XII, 84.
1845. Roehoeng. Borneo. Z.O.
Komt veelvuldig voor. doch is lästig te vervoeren, daar het voornamelijk
groeit op heuvels, doorgaans ver van het w'ater gelegen. Het
is een zacht hout, veel overeeukomende met linden-, herken- of wilgen-
hout; de losheid van het monster doet veronderstellen dat het licht
hroeit. Soort. gew. 0.576. Z. V I , 33.
1846. Roejang. Sumatra.
Voor huishonw. I , 918.
1847. Roenantan. Sumatra.
Voor huishouw. 1 , 905.
1848. Roessak. Banka. — X, 10.
1849. Roetoe roetoe. Ceram. (Roto roto. Celebes).
Dient hij ] plechtigheden op Ceram. De hladen w'orden ophethoofd
gelegd. Biiddingh. I , 1261; I I , 169.
1850. Rondol. Java.
Alleen voor hrandstof. I , 793.
1831. Roroe moe. Batjan. — XVII, 5.
1852. Roroeno. Tondano.
Soort. gew. 0.72. X I I I , 42.
1853. Safa. Tondano.
Soort. gew. 0.38. X III, 43.
1854. Saga. Banka.
Goed timmerhont. I , 1027.
1855. Sakee. Java.
Voor huishouw. De vrnchten zijn eethaar. I , 714.
18.56. Salanoe. Timor.
Brandhout. I , 1316*.
1857. Samma. Sumatra. — XIV, 367.
1858. Sampang. Java.
Voor ’t houwen van loodsen. 1 , 773.
1859. Sankongan. Menado. — XII, 87.
1860. Saoejoe. Tondano.
Soort. gew. 0.59. X I II , 44.
1861. Sapal. Java.
Alleen voor hrandstof. I , 767.
1862. Sapin. Borneo. - XIV, 600.
1863. Sapoet. Pontianak. —■ XIV, 6.36.
1864. Sasawo. Tondano.
Soort. gew. 0.60. X III, 45.
1865. Sawah. Sumatra. — I, 909.
1866. Sekawang. Sumatra.
Niet hard, doch vrij fijn. Uit de vruchten wordt olie geperst voor
spijshereiding. XVI, 291, 292.
1867. Selampiet. Banka.
Timmerhont. I , 960.
1868. Seloerab betina. Sumatra.
Hard en fijn, zeer geschikt tot timmerhout. XIV, 569; XVI, 296.
1869. Semampat. Sumatra.
Zeer hard, fijn van weefsel en zwaar. Zeer geschikt voor meubelen.
Het vocht nit den stam wordt gehrnikt tegen diarrhee. XVI, 298.
1870. Semapat boenga. Palembang. — XIV, 571.
1871. Semapat regis. Sumatra.
Hard en fijn, zeer geschikt tot timmerhout. Uit den stam vloeit
een kleverig vocht, dat als geneesmiddel dient. XIV, 572 ; XVI, 299.
12
:!]
i t i