
m it
•'■(ri. M
: ri*
i i i r i ;
= il ¡rii
i.v " , .i: ; i'! /
(ÌM- " : ; ili:!., illtn
if
1168.
1169.
1170.
1171.
1172.
1173.
1174
132
Castanea costata Alpli. U.C. (C. brcvicuspis Miq.). — Bala
i ig a n . Sumatra G.B.
Eeu tamelijk goede lioiitsoort, maar weinig gebruikt. I , 166.
C. sc'ssìliiolia B1« — B v c in a h M. M v a n a k J. Java.
Als boven. I , 169.
Castaiiopsis argentea Alpli. D.C. — SinenUn. Sanienten.
Saragan. Samiig boerong. G B.
Een boom van ruim 70 voet hoogte en geèvenredigde dikte vau
stani. Hij komt voor in de koelc bergstreken van Java. Het hout is
tamelijk vast en zwaar en zou voor timmerhout zeer geschikt zijn als
het in lagere streken voorkwam. Het is w it, grof, sterk en hard. T)e
zaden worden rauw afgekookt gegeten gelijk de echte kastauje. Soort.
gew. 0.699. 1 , 168; V, 85; XÌ I I I i , 21.
C. javanica Alpli. I).C. — Kali-morrot S. Geger-bintin S.
Als voren. De vruchten worden gegeten. Soort. gew. 0.756. V, 84.
C. Tungurnit Al|)li. U.C. — Toengurruh. Tangogo. Toen-
gocroet. Tengoeroet S. G.B.
Hout hrninachtig, hard, iets grof. als voren. Dc vrnchten zijn iets
hitter van smaak. 1 , 167; V ,,8 3 .
C. sumatrana Alpli. D.C.? (Callaeocarpns sp.). — Eira bira
M. eu Mandh. Sumatra. G.B.
Hard, zwaar hout, duurzaam, zoo in den grond als onder water.
I , 1 7 0 .’
Litliocarpus angustifolius Miq. — Saga. Sumatra.
Dit hont is hard en deugdzaam, vrij fijn van vezel en wordt veel
gehruikt voor het hoiiwen vau woningen. v. II. XVI, 283.
M Y K I 0 E A E.
1175. Myrica jayanica Bl. — Tjantigi of Santigi S. Java. K.B.
Een hoom van 25—30 voet; komt voor op Midden- en Oost-Java,
in uitgestrekte wouden, welke uitsluitend daaruit hestaan, veelal onder
de algemeene henaming Kajoe hesi (IJzerhont), uithoofde van zijne
ongemeene hardheid. Het hont is ongemeen hard en vast van weefsel,
doch ook zeer warrig, zoodat het zwaar in de hewerking is. Voor
draaierswerk is het ze"er geschikt en door polijsting verkrijgt het een
bevallig aanzien. De vrnchten zijn een voornaam voedsel der vogels.
Soort. gew. 1.220. V, 54.
133
1176. M. longifolia T. et B. Java. — III, 129; VIII, 129.
1177. M. spec. — Mengkikir. Banka.
Zeer vunrhoudend brandhout. 1, 171.
J u g l a n d e a e .
1178. Engelhardtia sincatsiJil. — Ki-hoedjang S. Soewali 3 Sowoh
J. Java. G.B.
Reusachtige hoom van 1 2 0 - 200 voet (Bra?ii7w) met hleekrood, hard
en zwaar hout, geschikt voor kano’s, wielen en vee-troggen. Volgens
Hssk. is het hout nog al licht. I , 152.
Ca su a r in e a e .
Deze familie vertegenwoordigt in Indië het karakter onzer naald-
hoomen.
1179. Casnai'ina equisetifolia Forst. (C. Sumatrana Juiiglu?). —
Tjemoro J. Tj. laut J. Kasuari op Timor, Ambon. Rojain
Menado. Roe, Aroe of Emboen op Sumatra. Oost-Java,
Sumatra, Celebes, Timor. Van de eilanden der Zuidzee over
de kuststreken van geheel Zuid-Azië en tropisch Afrika
verspreid. Ook in Amerika.
Vormt aan het strand der zee eigenaardige hossehen, merkwaardig
door het fluitend geluid dat daarin door deu wind ontstaat Het hout
is hard, zwaar, ,hruin, geschikt voor polijsting, doch lichtscheurend.
Voor brandhout uitmuntend. I , 172; I I I , 12; lA', 40; XII, 47;
XVI, 281; XVIII«, 19.
1180. C. Junghuhniana Miq. — Tjemoro goenoeng J. Java, op de
bergen tot 10.000 voet. G.B.
Het hont is wit, gelijkmatig van vezel, licht en gemakkelijk te he-
werken. Het wordt door de Javanen voor huishouw gehezigd en kan
in eenige opzichten met het Europeesche greeiieuhont gelijk gesteld
worden. Ook Podocarpus-soorten worden Tjemoro genoemd eu daarmede
schijnt dit hout wel eens verward te zijn. vooral ook omdat de
Casnarina-wouden in de verte veel op pijnhosschen gelijken. Zie
Java. I , 551, v. AI. I , 173; I I , 37.
iri rli'îri;' :
l.lriGS’ '
1 '■* A
1 jri
ri'
r i , '.
r 'f-i
: '’iY