
îHî
!
i 5 . Pe i ' oe t - bui i j ieng. Pr o et. ( B a l a n o p h o r a el e ng
a t a Bl.) een woekergewas op de wortels van Ac a c i a ,
A g a ¡1 e t h e s en andere boomsoorten, dat een liarsaclitig lichaam
hevat, door Polleck Balanophorine genoernd, welke in zniveren
toestand een witte, doorzichtige massa vormt, onoplosbaar
in w ate r, weinig oplosbaar in slappen, gemakkelijker oplos-
haar in kokenden absoluten alcohol, oplosbaar in vette en
aetherische oliën en in zwavelkoolstof. Hare empyrische formule
is C, . ,H| „0. De inlanders verwerken het woekergewas op
de volgende wijze: De knolachtige plant wordt gewasschen,
gestampt of gehraden in een ijzeren pan ; stukjes fijngespleten
hamboe worden dan daarin I’ondgedraaid ; de massa hlijft aan
de stokjes kleven en geeft zoo kaarsjes {dammar bunjieng)
die zeer spoedig met eenigen walm vei'hranden. De woeker-
plant komt veel voor in de hooge bei'gstreken o]) Java.
In het Museum treft men aan:
a. de plant op spiritus.
h. de hars.
c. kaarsjes van de hars gemaakt.
d. id. grooter.
G O M S O O R T E N .
Onder gom verstaat men een reeks isomere koolhyd ra te n ,
welke in physische en chemische eigenschappen veel overeenkomst
bezitten ; zij zijn amorph, oplosbaar in water of zwellen
daarin sterk o p , onoplosbaar in alcohol en a e th e r, niet vluchtig
en gaan door koken met verdunde zuren langzaam tot
sniker over.
Ten onrechte worden wel eenige harsen en voornamelijk
de gomharsen, gom genoemd.
De eigenlijke gomsoorten, die in water oplosbaar, in alcohol
onoplosbaar zijn, vindt men het mee.st in het plantenrijk,
doch ook in de meikevers, de zijderups, de lever enz.
De gom der planten kan men in twee groepen onderscheiden,
namelijk die welke in water oplosbaar is, zooals de
arabische gom, bestaande uit een verbinding van arabine of
arabinezuur met k alium, magnesium en calcium, en die welke
in water slechts opzwelt, plantenslijm of bassorine genoemd,
die onder andere voorkomt in de traganthgom, de slijm van
salep, van het lijnzaad enz. en eene verbinding is van arabine
en cellulose.
Sapotaceae.
1. Ke t i a a uw- g om. Onder de vetten is reeds de ketiaauw-
olie beschreven, afkomstig van de Syderoxylon glabrescens Miq.
Deze boom levert ook een gomsoort, die in het Museum
aanwezig is, een grijsachtige kleur en een gering spec,
gewicht bezit.
- ^