
288. Khodoleia Teysmaiiui Miq. — K a s ie h a r a n a g M. K a t J i- b a r a n a
M. Sumatra. K.B.
Sierlijke boom met welgevormde kroon. fraaie bladen. donkerroode,
ongeopende Camellia’s gelijkende bloemtrossen. Het hont is lijn, wit
an duurzaam, doch wordt door de Maleiers alleen voor brandhout gebrnikt.
l)e boomen worden steeds in zeker aantal bij een gevonden. Zie
Teysmann iu Nat. Tijdsch. XIV, 287. T. U. XVI, 125.
SiMARUI iEAE.
289. Eiiryconia longifolia Jack. — B a b i k o e ro e s . T jo n g k e i a le i
op Sumatra, üedarapoeii op Banka. M e m p a lo e t . K a jo e k a h o e l
Sum. C. Sumatra, Bauka, Pinang. K.B.
Goed timmerhout. C. I , 584.
B u r s e r a c e a e .
290. Protiniu javanicum Burm. — Kalos S.J. Trengoeloen. Tan-
goeloeng S.J.M. Traiigoeloeng of Tengoeloeng y.Rees. YVel-
liclit dezelfde als Tangoenan Cordes. Sum. W.k., Soenda-
eilanden, Molukken. K.B.
Het bout is rood vau kleur, zeer fijn, zwaar, zeer elastisch eii bijzonder
geschikt voor wagenasseu, schijven van blokken, kamradereu,
scbroeveu en fijne gereedschappen. v. Rees. Het evenaart iu sterkte eu
duurzaamheid bet ïangoeli (Cassia Fistula) en verkrijgt, bewerkt zijnde ,
de kleur van het Sawoe (Mimusops Kauki). Uit de oneethare vrucht
Avordt eene aromatische olie getrokken, die de terpentijn vervaiigt
Soort. gew. 0.791. St. I , 578? I I , 70; V, 62; XW, 596; XVIIH, 24!
291. Caiiarlnm commune L. — Kanarie M. Rerexj Tons. Kitoewak
S. Nanari Banda. Nia Tern. Gelimo Borneo (Schwaner). Geheel
Zuid-Azië, Soenda-eilanden, Molukken enz. K.B.
Ueze boom wordt om zijn fraaie bonding menigmaal längs de ivegen
geplant en^ levert reeds na 10— 15 jaren een schoone, schaduwrijke laau.
Het hout is grof en sterk en wordt wel voor huishouAV gebruikt, doch
zeer spoedig door de witte mieren aangetast, waarom het meer tot het
maken van doelangs (schenkbladen), roeispaiien en lichte vaartuigen gehezigd
Avordt De boomen Avorden ook gebezigd als leA'cnde telegraaf-
palen. De zaden Avorden gegeten en leveren olie. De boom levert een
bars, die als Elemi-hars bekend is. I , 575 ; I I I , 138 ■ IV 42 • XII 41 ■
XVIIIÄ, 12. . . . , ,
I
292. Canarium sylvestrc Grtn. — K a n a r ie o e la n . Molukken, Sumatra.
G.B.
Het hout geschikt voor masten en stijlen. De hars voor fakkels.
X V n , 10.
293. V a r . K a n a r ie d a m a r . Menado. -— XII, 42.
294. // // m e r a h , Ceram. — XV, 29.
295. Canarium microcarpum Willd. — VIII, 319.
296. Canarlopsis altissimum Bl. —K i h a r p a n . W a r e p a n g S . i a s a ,
bergstreken. G.B.
Goed timmerhout. C. I , 576.
297. C. liispidnm Bl. — K ib e r o e . S o e r ia n . K it o e a k . B ir o e . K a d o ja S.
Java, bergstreken. G.B.
Goed timmerhout. I , 577.
Me l ia c e a e .
298. Mclia Azcdarach L. — K a k e r a - K i k e r a M. M i n d i J. E m b o .
M ie m b o v. Rees. Li las des Indes. Waarschijnlijk oorspronkelijk
uit Voor-Indië; gekweekt in bijna alle tropische en
warme streken der aarde G.B.
Een middelmatig hooge hoom, tot 40 voet hoog, met een korten,
opgerichten stam, die ouder zijnde, dikwijls hol wordt, en een hreede J
uitgespmde kroon. Schors dik, inwendig roodbruin , uitwendig grauw’
met kleine, ovale witte spikkels tusschen lange diepe bruine overlangsche
en smallere körte dwarsspleteii. De bloemen zijn licbtpaars, welriekend
en gelijken op seringeu; de vruchten zijn geel en blijven lang aan den
boom. Het hont is geel, inwendig bruin, wit of roodachtig, grof
van vezel en weegt slechts 15 kilo de kub. voet. Het oude bout
is fraai geteekend en wordt in Britsch-Indië voor meubelwerk gebrnikt.
De vruchten leveren olie. Bladen, bast en vrucbtenschillen dienen als
geneesmiddel ; de harde noten tot sieraad. Brandis. Het hont is taai
en voor gereedschappen geschikt, doch niet in groote afmetingen te
bekomen. Het bezit A\ einig of geen looizuur en wordt daarom met
voordeel gebezigd, b.v. voor de klapraderen der indigo-fabrieken. ».3/ .
I I , 35? I I I , 88; V I II , 456.