
Leguminosae.
1 4 Ka t j a n g - o l i e , afkomstig van de vmehten eener
zaadplant, A r a c k is h y p o g a e a L.; de olie draagt ook den
naam van aardnoten- of aardeikelolie.
Groeiplaats: Inheemsch op Java, voorts Algiers, Senegamhie,
de kust van Guinea en het Kongo-gehied, thans ook gekweekt
in Spanje, Frankrijk en Ita lie ; ook in Amerika komt de plant
voor en het is van daar dat men op J ava ontving de Katjang
Soeock Waspada, die vroeger rijpt en de inheemsche soort
dreigt te verdringen.
Wijze van afscheiding. Door de inlanders op Java verkregen
door de gedroogde peulen van de schil te ontdoen, en
dan de noten in een rijsthlok fijn te stampen en te stoomen
en vervolgens warm uit te persen in zakken. Op enkele plaatsen
werkt men op Europeesche w i j z e en gebruikt dan hydraulische
drukking.
Eigenschappen en samemtelling. De Javaansche olie is
gekleurd, dunner dan klapperolie; de Europeesche olie, door
L u d e persing verkregen, is bijna kleurloos, aangenaam van
smaak en kan in de plaats van olijfolie dienen. Zij is samengesteld
uit de glyceriden van arachinezuur, hypogaeazuur en
palmitinezuur.
Toepassingen. Voor de bereiding van zeep, tot het smeren
van machines en op Java ook als lampolie.
15. S i e n d o o r - o l i e , afkomstig van de S i n d o r a suma -
t r a n a Miq., een hoogen boom.
Groeiplaats: Sumatra.
Eigenschap. Een tamelijk hard vet van een schoone witte kleur.
Cucurbitaceae.
16. Ka d a m - o l i e , afksmstig van de T r i c h o s a n t h e s
Ka d a m Miq., eene slingerplant, die op Sumatra wordt
aangetroffen, o. a. in de Padangsche bovenlanden en wel aan
de westelijke helling van den Singalang op een hoogte van
4000 tot 5000 voet.
Wijze van afscheiding. De .ontbolsterde vrucht wordt in
stukken gesneden, twee dagen in de zon gedroogd en daarna
in een zakje van boombast in een handoliepers uitgeperst. Om
het rans worden te voorkornen, wordt de olie daarna v e rh it;
20 vruchten geven eene llesch olie en 50 tot 100 vrucliten
worden jaarlijks door eene plant opgeleverd.
Eigenschappen en samenstelling. Zij is op middelbare temperatuur
boterachtig van consistentie, geel van k le u r, niet
drogend en bijna reukeloos. Met bijtende kali levert zij een
geelachtig witte , eenigszins troebele zeeplijm. Zij is samengesteld
uit 30 p. cent vloeibare en 70 p. cent vaste vetten.
Toepassing. Slechts voor inlandsch gebruik.
Sapotaceae.
17. Be n g k o e - o l i e , afkomstig van de zaden van Cera-
t o p h o r u s l o n g e - p e t i o l a t u s T. enB, een hoogen boom-
Groeiplaats: De Riouw-Archipel.
Wijze van afscheiding. De vruchten worden in de zon
gedroogd om de schillen bros te maken en dan met de voeten
getrapt, ten einde ze te ontbolsteren; de kern wordt dan in een
rijstblok fijn gestampt, met heet water vermengd, de olie uitgeperst
en na sterke verwarming aan de markt gebracht.
Eigenschappen. De gefiltreerde olie is helder, geel, aangenaam
van smaak, riekt naar bittere amandelolie; op 4° is
zij volkomen vast. Onoplosbaar in alcohol, oplosbaar in vetten
en in benzol, niet drogend.
Toepassing. Bij het bereiden van gebak wordt zij door de
inlanders gebruikt.
18. Ke t i a a uw- o l i e , afkomstig van de pitten van S id er-
o x y l o n g l a b r e s c e n s Miq.
Groeiplaats: Banka, de Kalimata-eilanden, Pombo.
Eigenschappen. Komt in kleur en fijnheid veel overeen met