
■124
1090 Ficiis pilosa linw. (Urosiigiua clirysotrix Miq.). — Kiara
alloet. (¡.Ii. - VIII, 338.
1097. F. aninilata BI. (U. biverriioellnin Miq.). — Koewali. Su-
inatra. G.B.
Hüllt vrij zacht eu grof, maar zeer taai; wordt wel voor stelen van
werktuigen gehruikt. Van deu hast draait men touw. v. IL XA’I , 147.
1098. F. altissiiaa Bl. (Ü. altissiiiia Miq.). -- Ki-honteng. Kiara
djieiigkang S. Boeloe M. .lava. G.B.
Een goede, grove, egale houtsoort, tot vele doeleinden geschikt.
lle t hout wordt weiuig gehruikt, daar te veel moeite aan het vellen
en bekappeu van dezen dikwerf rensaohtigeu boom verbonden i s , dan
dat bet de kosten zou goed maken. Bovendien zijn deze boomen op
vele plaatsen genieentelijk eigendom en worden als ecu sieraad van
den geheelen omtrek gespaard. I I , 6,5; X III, 8 ; XIV, 480.
1099. F. stupenda Miq. (Ü. glganteiiiii Miq.). — Kiara pajong.
Java G.B. — III, 172.
1100. F. priiiiiformis Bl. (Ü. iiruniforme Miq. — Koebang M.
Kronto J. Kiara boa S.
Hout licbt en zaeht, doeb niet grof; de inlander gebruikt bet alleen
voor brandhout. De boom verkrijgt vaak een reusachtigen omvang en
staat bij de inlander nagenoeg even boog aangescbreven als de A\'aringin.
I , 357*; XVI, 140.
1101. F. magnoliaefolia Bl. (Ü. eniieiiroii Miq.). — A'iarn r/af//S.
Java. G.B. - I, 358.
1102. F. infectoria Roxb. (Ü. liicesccns Miq.). — Loa S. Loo J.
Poenago M.
Deze boom groeit volgens Cordes gewoonlijk krom en het hout is
zeer gescbikt voor kromhouten voor deu scheepsbouw, ook voor meubelen
timmerhont en kan zoowel op bet land als op het water gebruikt
worden. Op Sumatra is de boom hoofdzakelijk gewaardeerd om de getah
die bij oplevert. Het bont is licbt, grof en rood. De vruchten zijn iets
zoet en eetbaar, doeb niet smakelijk. I , 354; I I , 67; I I I , 109;
VITl, 109; XVI, 266; XVITH. 13.'
1103. F. clu-sioi’des Miq. (U. cliisloides Miq.). — Klara pajong.
Fili|ip. eilanden. Java. G.B. — III, 121.
1104. F. obtnsifolia Roxb. (U. obtiisifollniii Miq.). — Gambiran.
.lava. G.B. — VIII, ,340.
1105. F. pseiido-rnbra Miq. (F. cycloiieiiron Miq.). — Poenaga.
Zie F. infectoria.
1106. F. indica L. (Ü. rubeseens Miq.). ~ K i a r a p e r e n g . Java.
G.B. — 1 1 1 ,10 1 .
1107. F. religiosa L. (U. religiosuin Gasp.). — B o e n o e t k a lo d j a S.
Wild iu de bosschoii van Noord- en Centraal-lndie. Aangeplant
ill geheel Hindostán on door de Boeddhisten op
Ceylon en Binna. Deze boom is bijzonder bij de Boeddhisten
als lieilig geeei'd. De Sanskriet-naam is Piepul eu Pippala.
Deze boom bereikt eene boogte van 80 — 90 voet en een stanionivaug
van 25 —30 voet. De wortels spreiden zich zeer ver uit en zijn dikwijls
boven den grond. Het lioiit is roodachtig wit, los van vezel en niet
duurziiani. lle t wordt zelden gehakt en dient alleen voor brandhout en
. pakkisten. Op de takken wordt in Centraal-lndie veel stoklak gewonnen.
H I , 122; V l l l , 122.
1108. F. Beiijaiiiiiiea L. (Ü. boiijaiiiiiiuiii Miq.). — W r i n g i n . H’a-
r ie n g ie n . D ja d ja w a y . T j a r i e i i i j i e n . B r ie n g ie n J. B a r i n g i n
M. op Sumatra. W r i n g i e Menado. W a r i en gi eu - b o om.
B a iiia n -b o o m. Voor-Indie, de Archipel, Birma, Queensland.
Op Java, Sumatra, Borneo en Celebes veel aangeplant.
Soort. gew. 0.41. G.B.
Een kolossale boom , in bonding als de volgende. Hij staat bij de
inlanders van onzen Arebipol in grooten eerbied en wordt algemeen
op de aloeng-aloeng van grootere en kleinere plaatsen gevonden Het
bout heeft weinig waarde. De bladen en takken dienen tot versiering
bij feesten. I , 355; I I I , 137; V l l l , 137; XVIII«, 21.
1109. F. Beiijaminea F. ß. liaeiiiatocarpa. (U. haematocarpuiii
Miq.). — D ja d j a w a y . K i - r a w a y . Java. G.B.
A'erscheidenlieid. A’l I l , 399.
1110. F. (U. cimeatum Miq.).
I l l , 53; V lI I , 343.
W a r i n g ie n . Java. G.B.
1 1 1 1 . F. elastica Kois. (U. elasticiiiii — K a r e l . K i a r a k a r e t .
K a r i e t - k a r i e lM . K o lè le t S. P e n a g a M a n d . G om - e la s tie k -
boom. Oost-Indië. G.B.
Een der kolossaalste en indrnkwekkendste boomen van Ned. Indië.
Zijn hooge, breede kruin hangt als een gewelf naar alle zijden over en
geeft den reiziger verkwikkende schaduw door het donkergroen , glanzig
gehladerte. Met zijn luchtwortels, die een wond van stammen rondom
hem vormen, beslaat hij dikwijls een oppervlakte van 500 voet in
middellijn, oinslingerd met een netwei’k van dooreengekronkelde wortels.
Het hout heeft slechts geringe waarde Het witte melksap levert de
gom-elastiek en wordt tot fakkeltjes en ook tot de vogelvangst gehezigd.
1 , 356; V III, 344.
■ ■
i: ; f ;
&!!
* I
1 ...L
r