
i I
I (/' X
li ï
441. Vitex Lonreirii Hook, et Arn. — China. Een hoom met 3—5 -
deelige, geaderde, glanzige bladen en geelgroene bloemen in
eindelingsche pluimen. — V. T.
142. T. pubescens Talli.-—Laban M. Harras S. Indie en de ArchipeL
Een boom van 30—50 voet. Bladen drietallig, groot, wig-
vormig, zachtharig; bloemen in dichte trossen, hlauw.
Het hout is zeer geacht. Bladeren en schors leveren verfstof
en geneesmiddel. — V. T.
143. V. trifo lia L. — Oost-Indië. Bladen 3- of 5-tallig; hlaadjes
eirond-spits, van onder viltig. — V.
A p o c y n e a e .
Deze familie is bij ons vertegenwoordigd door den Maagdepalm.
144. Willonghbya firma Bl. — Getah gitan gedang. M. Java,
Sumatra. Klimmende heester met lederachtige glanzige hladen;
bloemen wit of rooskleurig, talrijk in trossen; vrucht groot
oranjegeel.
Deze plant levert de Getah sengarip. — V.
145. Ophioxylon Scrpcntinnm L. — Poeleh pandak M. S. Voor-
Indië, Java, Molukken. Een struik met melkgevende stengels
en bladen. Bladen kruislings, hoven donkergroen, onder wit;
bloem wit. — V.
146. Alstonia scholaris K. Br. — Gaboes J. Poeli M. 3. Lameh S.
Poelei kampong M. Sumatra. Geheel Zuid-Azië en de Archipel;
ook in Afrika en Anstralië. Middelmatig hooge hoom met
dikken stam, groote glanzig groene hladen en witte ongesteelde
bloemen.
Bekend wegens zijn zacht en licht hout. — V.
147. Anodcndron coriaceum Miq. — Aroy tjoempal kikis S. 3ava,
Borneo. Heester met lederachtige bladen en witachtige bloemen
in schrale pluimen. — V.
148. Cyrtosiphonia reflexa Miq. — Java, in ’s Lands Plantentuin.
Een kleine boom met wigvorrnige, langwerpig-spitse, gladde,
perkament-achtige bladen, neergebogen witte welriekende-
hloemen en violette bessen. — V.
A s c l e p i a d e a e .
Z ij d e p I a n t.
149. Calotropis gigantea R. Br. — Badoeri, Madoeri, Bedoeri,
Wedoeri, Wadoeri S. M. J. Zijdeplant. Algemeen in Indië,
China en den Archipel. Boomachtig met bleeke schors en
wollige scheuten. Bladen groot wigvormig-langwerpig, hoven
zeegroen, zacht, onder wollig. Bloemen licht paars, in gesteelde
schermen; vruchten buikig, schuitvormig, altijd horizontaal,
hangend, met lang zijdeachtig zaadpluis.
(C. procera R. Br., een na verwante soort, is op het vaste
land van Indie inheemsch.)
De wortel, hekend als Moedarwortel, dient tot geneesmiddel.
Uit het melksap kan eene soort caoutchouk verkregen worden.
De vezels leveren een fijn vlas; het zijdeachtig zaadpluis kan
tot opvulsel van kussens gebruikt worden. De proeven, vroeger
genomen om dit zaadpluis tot draden en weefsels te bewerken,
worden steeds voortgezet en zullen waarschijnlijk tot grootere
waardeering in de toekomst leiden.
De vezels der plant zelve zijn zeer sterk en daarhij fljn
en komen met Europeesch vlas overeen. — Volgens Royle
overtrelfen zij in sterkte den hennep, Om deze vezels te verkrijgen,
worden de rechtste takken afgesneden, welke den
tweeden en derden dag daarna worden geklopt; dan wordt
de schil er afgepeld en de dradige zelfstandigheid tusschen
de schors en het hout er afgenomen en in de zon gedroogd.
Deze hewerking echter is niet minder hezwaarlijk dan de
zuivering der Rameh-vezels. Door behandeling met salpeterzuur
is een zuivere vezelstof verkregen, die moeielijk van
zijde is te onderscheiden Zij bezit geheel den glans en de
zachtheid van zijde en hare waarde weegt genoegzaam op
tegen de kosten der bewerking.
Doch op het zaadpluis vooral is thans de aandacht gevestigd
sedert van industriëele zijde verzekerd is dat elke hoeveelheid
van dit plnis kan worden geplaatst, mits een geregelde en
gestadige aanvoer van gelijke kwaliteit kan bezorgd worden.
Journal Society of Arts, Febr. 18, 1887 p. 284.
De volgende mededeeling over het voorkornen en de cultuur
der Calotropis op Java, in de Indische Opmerker vanl4 Januan
1887, acht ik b e l a n g r i j k genoeg om hier geheel over te nemen ;
M' 'Ii'r 'i ' \m l'
,|!L
"k-
0 3 'm
liri