
Monsters van nagenoeg al deze soorten, een gesclienk van
genoemden Heer, die tevens Eerelid onzer Maatschappij is,
treft men in het Koloniaal Museum aan. Een tweede collectie,
bestaande uit 182 monsters, werd geschonken door den Heer
C. M. Bremer in Suriname en is geêxposeerd geweest op de
Internationale Koloniale Tentoonstelling te Amsterdam. Hoe
belangrijk de houtsoorten zijn, zoo is de uitvoer toch niet
van veel beteekenis.
Van vele houtsoorten is de afkomst, d. i. de wetenschap-
pelijke benaming der plant onbekend; de Negers kennen de
gevraagde houtsoort gewoonlijk aan uitwendige kenmerken
en brengen die uit de bosschen mede; de andere plantendeelen
van zulke boomen zijn Mj de plantkundigen meermalen
geheel onbekend. Dit is niet alleen in Suriname het geval,
maar zoowel in Fransch- als Engelsch-Guiana tre ft men
dezelfde onwetendheid aan. Een tweede bezwaar doet zich
nog voor in sommige inlandsche of Hollandsche Xiamen;
meermalen toch worden twee, soms drie planten door denzelfden
naam aangeduid. De plantengroei over geheel Guiana
verschilt, voor zoover bekend is, niet veel; de vindplaats lieb
ik nader aangegeven, waar twijfel bestaat of de plant over
geheel Guiana verspreid is.
Op de West-Indische eilanden bestaat de cultuur van producten
voor uitvoer bestemd in :
Aloë op Bonaire en Aruba;
Divi-divi op Curaçao, Bonaire en Aruba;
Pinda’s op Aruba en St. Eustatius;
Oranjeschillen op Curaçao en St. Martin.
De andere plantaardige producten dienen tot eigen gebruik ;
met dankbare erkenning maak ik hier melding van de hoogst
belangrijke verzamelingen van mineralen, plantaardige en
dierlijke stoffen, voornamelijk van Aruba en Bonaire, die door
den Heer A. J. van Koolwijk, gewezen pastoor op Aruba,
aan het Koloniaal Museum ten geschenke zijn gegeven.
A. DIERLIJKE STOFFEN.
De dierlijke stoffen, d i e i n het Museum worden aangetrollen,
zijn van niet veel belang. Zij bestaan voornamelijk uit eenige
vetten, die door de inhoorlingen tegen velerlei ziekten worden
aangewend. Die reputatie behoeft ons niet te verwonderen,
daar in vroegeren lijd ook in Europa slangenvet, tijgervet,
enz., als geneesmiddel beroemd waren. Ik meen dns te kunnen
volstaan met eene korte bescbrijving. De dierlijke vetten
komen in hoofdzaak in samenstelling met elkaar overeen en
bestaan uit de glyceriden van stearine-, palmitine- en oleme-
z u u r ; glyceriden van andere vetzuren komen in sommige
vetten in slechts geringe hoeveelheid voor. Van vele is de
juiste samenstelling nog niet bekend.
1. Kippenvet. Het is door de zon gebleekt, wit van kleur en
afgescheiden op Aruha.
2. Gaiizenvet. Het vet der ganzen is hleekgeel van klenr, smelt
tusschen 24° en 26°, ru ik t aangenaam en b e sta a t u it de glyceriden
van Stearine-, palmitine-, capron-, b o ter- en oleinezuur.
Afkorastig van Aru b a en d a a r tegen rh u ra a tiek in gebruik.
3. ScMldpad-olie. Zij wordt door de inhoorlingen Ajeta di karet
genoemd. Men treft in het Museum tweederlei vet aan, namelijk:
a. van de Chelone viridis of de Soepsehildpad, een dier
dat dikwijls meer dan twee Meters lengte en meer dan
500 K.G. gewicht hezit en alle zeeen der heete en gematigde