
worden op vele plaatsen in onze O.-Indische bezittingen met
goed gevülg aangeplant.
Wijze van afscheiding. Het vet wordt in Europa door
warme iiersing der boonen verkregen.
Eigenschappen en samenstelling. Meestal licbtgeel van
kleur, aangenaam van reuk, tamelijk hard, smelt op ongeveer
30° C., wordt niet gemakkelijk rans en heeft een spec. gew.
van 0,91. Zij bestaat uit een mengsel van glyceilden, hoofdzakelijk
van stearinezuur en oleinezuur met een weinig pal-
}nitinezuur en arachinezuur.
Toepassingen. Als geneesmiddel, tot het maken van zuiver
stearinezuur, van zeep en van pralines.
Zie üverigens den Beschrijvenden Catalogus van het Kolo-
niaal Museum, 'H deel, 1® stu k , bl. 95.
Ilutaceae.
iO. P omp e l m o e s v e t , afkomstig van de zaden - der
C i t r u s De CU ma n a L; de boom draagt in het Maleisch de
namen van Djeroek-bali en Djeroek Matjang , van daar dat
het vet ook Djeroek-olie genaamd wordt.
Groeiplaats: Over den geheelen Indischen Archipel verspreid.
Eigenschappen. Een hard vet, wit van kleur.
Burseraceae.
11. K a n a r i e - o l i e , afkomstig van de zaden van Cana-
r i u m c 0 m m u n e L ; de olie draagt ook den naam van
Makjansche olie.
Groeiplaats. De boom is over geheel Indie verspreid, veelal
in tuinen.
Wijze van afscheiding. Op Ternate wordt de vrucht van
hare schil ontdaan en eenige dagen aan den invloed der zon
blootgesteld; na genoegzaam gedroogd te zijn, wordt ze op
roüsters in den rook gelegd en daarna ontbolsterd. De pitten
worden dan een paar dagen in water gelegd, van de schillen
ontdaan, gedroogd en uitgeperst.
Eigenschappen en samenstelling. De olie is op 15 ° vast,
geelachtig, n iet drogend en samengesteld u it 51 p. cent oléine,
12 p. cent Stearine en 37 p. cent myristine.
Toepassingen. De olie wordt op Java gebiniikt als lampolie
en tevens als bijvoegsel van spijzen ; de vrucht zelf wordt
gegeten wegens haar aangenamen smaak, die veel overeen-
kornst heeft met dien van amandelen. Op Celebes, Amboina
en Banda dienen de noten wel om er brood van te hakken. De
bars, die uit den stam vloeit, dient voor fakkels en tot het
kalefaten van vaartuigen.
Sapindaeeae.
12. R a m h o e t a n v e t , afkomstig van de zaden van
Ne p h e l i u m l a p p a c e u m L.
Groeiplaats: De boom wordt in Indie algemeen gekweekt.
Eigenschappen en samenstelling. Het vet van Sumatra is
hard en bruin van kleur, dat uit de Preanger-regentschappen
lichtgeel van kleur en veel zachter; het smeltpunt van het
harde vet is 65 ° C. en levert na verzeeping bijna zuiver
arachinezuur met zeer weinig oliezuur.
Toepassing. Als lampolie; het vruchtvleesch wordt veel
gegeten en is zeer gezond; ook het hout is in gebruik als
bouwhout, doch wordt gemakkelijk door de witte mieren
aangetast.
13. Ma k a s s a r - ol ie, afkomstig van de zaden der St ad-
ma n n i a S i d e r o x y l o n Bl., ook genoemd Schleichera trijuga
Willd. en Melicocca trijuga Juss.
Groeiplaats: Over geheel Indie verspreid, Sunda-Archipel,
de Molukken, enz.
Eigenschap. Een geelachtig wit vet.
Toepassing. Als lampolie en onder de benaming van Ketjat-
kil-olie in gebruik ale middel tegen huidziekten.