
■WHl. '
a f l i
|m
1 1 /
lïii'ï
i ! r¡
i l -
ì Ìk
42
S A B I A C A E.
370. Meliosma sumatrana Jack. (JI. nitida Bl.). — iiafcoeiii;. Re-
boeng Sum. Tiwoe landoek S. Sumatra. G. B.
¡Middelmatig hooge boom met uitiuuuteud zwaar, bard bout, fijn
van vezel, donker bruinaehtig geel, uitstekend tinmierbout, zoowel
voor stijlen als voor planken, dekplaten eu dergelijkeu, ook voor
menbelen. Een'der beste houtsoorten van Snmatra’s W.K. Cordes.
I l l , 61; XIV, 437.
371. M. lanceolata Bl. y . membranacea. — /vq/oe reboe M. Borneo,
Sumatra.
Een boom met roestkleurig behaarde twijgen. V III, 4 5 8 .
Tot dit geslacht behoort waarschijnlijk :
372. Kitiwoe S. Java. Veelvuldig in de wouden der lagere berg-
liellingen.
Hont roodachtig, grof, licht, zeer iveek eu spoedig verterend.
Daarom slechts voor huisraad gebezigd. Hssk . I , 530.
A n a c a r d i a c e a e .
373. Rbns retnsa Zoll. (R. i'nfa T. B.). — Kadongdong goenoeng.
Kambing M. Tetal Tons. Java, Celebes. G. B,
Hont fijn. lieht en zacht; wordt soms voor timmerhont, doch meest
als brandhout gehruikt. v. H. I , 531*; I I I , 157; XVI, HO.
Tot dit geslacbt behooreu waarscbijnlijk:
374. Roegis. Celebes.
Toepassing als boven. I , 532*; IV, 16.
375. Roegis meirah. Menado. — XII, 15.
376. Kaloempehi. Menado. — IV, 24.
377. Kambing. Menado. — IV, 26.
378. Mangifera indica L. — M a n g a -b o om . Mangga S. J. Pao
Mad. Plam djawa M. op Sumatra, Taipo honkaMak. Taiba
Amb. Tropische Himalaya, Voor- en Achter-Indië, in geheel
Zuid-Azië en alle tropische klimaten gekweekt.
Een groote, altijd groene boom met breede kroon, opgerichte
bloemtrossen en bleek-gele, sterkriekende bloemen. De vruchten zijn
verschillend van grootte, gewoonlijk geel. Bast donkergrauw of
43
b ru in zw a rt, ruw ; b o u t dof-grauw of v u il- n it me t donkere s tr e p e n ,
z a c b t, los van vezel en spoedig door insec ten v e rte e rd .
Hoofdzakelijk gekweekt oni zijn aangenaam zachte s te e n v ru c h te n ,
gewoonlijk M anga-pruiinen geheeten en waarvan door c u ltu u r vele
v a rie te iten verkregen z ijn . Bovenmatig g e b ru ik t veroorzaken zij licb-
te lijk vermeerderde o u tla s tin g . De beste zijn M. gedeh oikawehneh
e n M. minjala; dan komen H . p a y a n , M. taloor , H . kidang, M .
a y e r , 31. dohdol, Avier vleesch bijzonder Aveek is ; 31 oeOnng of
Parrieh hoerang, welke zeer k le in z ijn . 3 l . y a r r i e h , gekenm erkt
door eigenaardige lu c b t ; 31. deropong, m e t kle in e langwerpige v ru c h te
n ; 31. parrieh koembang, v ru ch ten iets z u u ra ch tig ; 31. taai koeda,
m e t ronde kle ine v ru c h te n ; 31. tjipoer, 31. Limoes of M.
M . dagieng m e t ronde v ru c h ten en A v e e k v le e sch , 31.
3 Î . homha Hssk.
In Noordelijk en Centraal-Britsch-Indie zijn de vruchten vau geënte
mangaboomeu veel smakelijker en sappiger dan van ongeënte. Brandis.
De b a s t, hoofdzakelijk die van den Avortel is b itte r en aromatisch
en w o rd t tegen d ia rrh é e a angewend. Volgens Blanco client een aftreksel
A'an den AA'ortel als v e rfs to f. Kleederen Avelke in indigo eerst zijn blauw
g e v e rfd , doopt de Jav a an daarna iu een afkooksel van Manga-bast
om ze een groene k le u r te g e v e n . Aan de scherpe b itte re b a r s , die
als lijm gebezigd w o rd t, k e n t men geneeskracbt to e , ook aan de jonge
b la d e n . I , 544, V III, 465. XIV. 32 2 , XVIIIfJ, 17.
379. M. indica L. var. — Mangamadoe M. Java. G.B. — C. 1,545*
■/ // // — n gondo J. » " — " " 546.
» // u — n daging M. « " — " " 54:7.
'/ // n — Ilem dodol J. Kawideh Alf. Min. G.B.
C. I , 548.
„ „ _ Java. G.B. - C. 1, 549.
r/ n u — Manga tjoepoeS. iaya.G.R — C. 1,549.
,/ u n — n pakil M. u
u n II — u kapook M. »
379. M.
380. //
381. ft
382. U
383, n
384. u
385. u
386 n
387. //
388, //
389. Mi
ketjih M.
kapiar M
— „ Il
550.
— Il n
551 .
— ,/ // 552.
— // u
553.
1 ,.'.1
r
1 ¡II.! i
'IL
/ X lliU , K.Z« ar.t w / w » i. vv v. i. w •
Ampalam M. R. Rendjey R. Rata Mak. Lekoep B. K. Maleische
Archipel, Malakka, Pinang. G. B.
Het hout heeft weinig waarde. De vruchten, die een groene schil
en Avit vleeseh hehben, zijn zoet en tevens iets wrang. Volgens F ilet
riekt het vleesch onaangenaam. I, 155, II, 42.
É|':
ñ