
I *4 11/ if
i ■'
■(1 ■■ k '
i'ji
V
l ' ; f
f!
i |
I
1872. Seloorah lanang. Sumatra.
Fijn en hard, zeer geschikt voor hewerking. XIV, 570; XVI, 297.
1873. Semaram. Riouw.
Voor huisbouw. I , 947.
1874. Semasera betina. Sumatra.
Fiju, vrij hard en duurzaam; kan tot verschillende doeleinden gehruikt
worden. XIV, 573 ; X V I, 300.
1875. Semasam lanang. Sumatra.
Fijn van weefsel, hard en duurzaam , zeer geschikt voor timmerhont.
XIV, 574; XVI, 301.
1876. Sengkoewan. Tondano.
Soort. gew. 0.57. XIII, 46.
1877. Sengoeng. Java.
Schoone, duurzame, doch zware houtsoort, voor huishouw, stijicn
enz. Somtijds voor gereedschappen gebezigd, voor dit laatste doel echter
wat zwaar. Komt in voldoende afmetingen voor. I I , 11.
1878. Senoek. Java.
Heeft een vrij fijne, lange vezel en is sterk en veerkrachtig, volgens
opgave der inlanders niet duurzaam. Komt niet veelvuldig doch in
voldoende afmetingen voor en vindt velerlei toepassingen in de Javaansche
nijverheid. I I , 86.
1879. Sepalat. Sumatra. — I, 898*.
1880. Seraja. Riouw.
Voor huishouw. I , 946; XIV, 354.
1881. Siraja (Seraja). Billiton. — X, 23.
1882. Serapat. Borneo.
Goed voor schntwerk hij huisbonw. I , 1197.
1883. Sergawee. Rembang. — XIV, 330.
1884. Seroek. Banka.
Timmerhont, ook voor scheepsbouw. I , 961.
1885. Si Bari. Sumatra.
Fijn en hard, w e l geschikt voor timmerhout, door de inlanders alleen
als hrandhont gehruikt. XVI, 305.
1886. Si Barö-barö. Sumatra.
Hard en deugdzaam, zeer fijn en uitmuntend voor werkhont. Veel
voor ploegen en rijststampers gehruikt. XVI, 306.
1887. Si Baso. Sumatra.
Fijn, hard en duurzaam. Voor huishonw gehruikt. XVI, 307.
1888. Si Boesoewq. Sumatra.
Vrij fijn , doch niet hard. Het levend hout hevat een scherp vocht
dat op de huid zweren veroorzaakt. XVI, 308.
1889. Si Dama-dama. Sumatra.
Groote woudhoom. Hout zeer hard en fijn. Goed werkhont, door
de Maleiers niet gehruikt. XVI, 309.
1890. Si Djangkang. Sumatra.
Voor buisstijlen. I , 827.
1891. Si Galabo. Sumatra.
Van geringe waarde, alleen voor hrandhont gehruikt. XVI, 311.
1892. Si Kasoq. Sumatra.
Zacht en fijn, vrij taai. Gehezigd voor het maken van de draag-
krukken, die de Maleische koelies gebruiken. XVI, 313.
1893. Si Laloq koeli. Sumatra.
Boom niet zeer groot. Hout hard en fijn, zoowel yoor huispalen
als voor suikermolens uitstekend. De getah mt den hast is een middel
tegen schürft. XVI, 31 4 , 315.
1894. Silan. Sumatra.
Zacht en grof van draad. XIV, 576; XVI, 316.
1895. Si limpo. Sumatra.
Voor buisstijlen. I , 836.
1896. Siloeeng siloeeng. Sumatra’s W.K.
Ecu duurzame, goede bontsoort, die v o o r a l längs de riyicroevers
veelvuldig voorkomt en zeer gewild is voor planken. XIV, 44b.
1897. Si Mantoeeng. Sumatra.
Heesterachtige hoom, die op de hilocka-gronden veel voorkomt
en zeer snel groeit. De h l a d e n z i j n v a n onder wit en van hoven gioen en
dienen jong als groente. Hont alleen voor brandstof. XVI, 318.
1898. Si Noeroeng. Celebes.
Timmerhout. I , 1244.
1899. Si Param. Sumatra, Celebes.
Vrij fijn, liajrd, voor huisliouw gefiruilit. I , 830; XVI, 334.
1900. Sinkeh sinkeh. Sumatra’s W.K. — XIV, 4-49.
1901. Si Parkas. Sumatra.
Voor huishouw en ander gehruik. 1 , 940.
%
I i i