
02. M u n g i f e r il 1 ¡i u i' i n a Bl v a r.
M. Manga Iclor.
Aanwezig ;
a. (le vrucht op spiritus.
03. Ma n g i f e r a l a u r i n a Bl. var.
M. Manga maroenda.
Aanwezig :
a. de vrucht op spiritus.
04. Ma n g i f e r a l a u i ’i na Bl. var.
M. Manga faai koeda.
Aanwezig :
a. de vrucht op spiritus.
6.5. M a n g i fe i’ a 1 a u r i n a Bl. var.
M. Manga koekoeloe.
Aanwezig ;
a. de vrucht op spiritus.
66. Ma n g i f e r a K e m a n g a Bl.
M. Manga kemang.
Aanwezig :
a. de vrucht op sjiiritus;
h. fotografische afbeelding der vrucht.
Deze en nog meerdere varieteiten, zoowel van Mangifera
indica als van Mangifera laurina, leveren tal van smakelijke
vruchten, die zoowel raiiw als toebereid een aangenaam
voedsel vorinen. De onrijpe vruchten in liet zoiit gelegd,
worden als zuur, zeer gezocht.
De vruchten van Mangifera laurina zijn over het algemeen
kleiner dan die van Mangifera indica; beiden behooren oorspronkelijk
in Voor-Indié en Ceylon te huis.
Het hoiit dezer boomen is grof en di-adig ; de hast vooral
van den wortel is b itte r, en wordt even als de uit den stam
vloeiende hars als geneesmiddel gebezigd.
De vrucliten van Mangifera Kemanga liebben een zeer
sterken onaangenamen r e u k , doch zijn door den inlander zeer
gezocht; de boom bevat een zeer scherp sap, dat bij aanra-
king eene roosachtige ontsteking teweeg hrengt.
67. Bo u e a Ga n d a r i a Bl. = B. m a c r o p h y l l a Griff.
M. Gandaria.
Aanwezig :
a. de vrucht op spiritus.
Een hooge boom, die op .Tava en elders in tuinen groeit;
de onrijpe vruchten zijn in zont gelegd een aangename toespijs
bij de rijsttafel, terwijl zij, rijp zijnde, zoowel tot een soort
van moes gekookt, alsook als ooft, zeer gezocht zijn.
68. An a c a r d i i i m o c c i d e n t a l e L.
M. Manga monjet of Djamboe monjet.
Aanwezig :
a. de vrucht op spiritus;
h. de vrucht in was geboetseerd (vleezige vruchtsteel
met daarop geplaatste zaaddoos) ;
c. gekleurde afbeelding der vrucht ;
d. ongekleurde » » »
e. fotografische » » »
De oneigenlijke dus genoemde vrucht (vleezige vruchtsteel)
wordt door den inlander gegeten. De zaden waren vroeger
officineel ; de zaadkernen geroost zijn als lekkernij zeer gezocht.
Tusschen de schaal der noot en de zaden is een
.scherp blaartrekkend vocht bevat, dat als bijtmiddel, b. v.
op wratten, aangewend wordt.
Uit den stam vloeit bij insnijding een sap, dat ingedroogd
de zoogenaamde gomme d’acajou van den handel vormt.
F !
! (Iff