
z i 0 V i i Mül l e r ) , Damp G u a y a q u i l eu W e s t - 1 n d i a u
s c r a p ; vau de 0. Indische: Bo r n e o en P e n a n g ; van de
Afrikaansche: Mo z amb i q u e Ba l l s , M o z a m b i q u e S a u s
a g e s (naar den saucijsvorm), A f r i c a n t l i imb l e s (naar
den vingerlioedvorm) en P i n k y Ma d a g a s c a r (naar den
pinkvorm).
I il
, i 'l :i
îiS l i!
S a 111 e n s t e 1 1 i 11 §• e ii e i g ens chappen.
Het hoofdbestanddeel van het caoutchouc is een koolwaterstof,
waaraan men de formule C,, Hj toekent; wellicht bestaat
het uit eeii mengsel van verschillende koolwaterstoflen ;
verder tre ft men er een weinig stikstof, volgens sommigen
ook zwavel en zuurstof in aan. Daaruit blijkt dus, dat tot
heden de samenstelling niet met zekerheid bekend is.
Het caoutchouc van den handel is verschillend van kleur ;
soms is liet zwart door liet roet van het vuur, waarboveti
het gedroogd is; meestal is het bruin, soms nog lichter van
kleur. in volkomen zuiveren toestand is het bijna wit. Het
spec. gew. varieert van 0.919 tot 0.942. Zijne meest kenmer-
keiide eigenschap is zijne elasticiteit; op 20° is deze het
grootst; beneden 1 0 ° wordt iiet harder en op 0° krijgt het
het voorkornen van leder, heeft liet zijne elasticiteit geheel
verloren en in uitgerekten toestand tot op 0° afgekoeld,
hehoudt het zijne afmetingen, zelfs nadat men het tot 20°
verwarmt; wordt het echter tot 40° verwarmd dan verkrijgt
het zijne oorspronkelijke elastische eigenschap terug.
Bij verwarming wordt het zachter en kleverig en eindelijk
smelt h e t, volgens sommigen reeds op 12 0 °, volgens anderen
eerst tusschen 170 à 180. Dit verschil hangt waarschijnlijk
samen met de verschillende soorten. Verhit men het nog
s te rk e r, dan kan men het aansteken en zal het met een
roode, lichtgevende vlam verbranden. Bij droge distillatie
levert het onder ontwikkeling van gasvormige producten,
zooals zwavel waterstof, zoutzuur, koolzuur, en onder het
achterlaten van kool, een vloeibaar product o p , C a o u t-
c h o u c - 0 1 i e genoemd , dat als oplossingsmiddel van het
caoutchouc kan dienen. Deze caoutchouc-olie bestaat uit ver-
.schillende koolwaterstoffen ; men tre ft er in aan : b u t y l e e n ,
c a o u t c h e e n , e u p i o n , i s o p r e e n , c a o u t c h i n e
of d i i s 0 p r e e n en h e v e e n ; de caoutchine komt in de
grootste hoeveelheid voor in het distillaat tusschen 140 eu
280°, het heveeii destilleert eerst op het laa tst en heeft een
kookpunt van 315°.
Koud noch warm water oefenen op het caoutchouc eene
oplossende werking u it; door lang koken met water zweit
h et echter op; in alcohol is het evenmin oplosbaar. Het is
daarentegen oplosbaar in aether, benzine, zwavelkoolstof,
terpentijnolie en andere aetherische oliën en sommige teeroliën
en in caoutchouc-olie.
Het schijnt dat de vochtigheid van caoutchouc zoowel als
die van het oplossingsmiddel grooten invloed heeft op de
oploshaarheid. Volkomen droogte is noodzakelijk om zooveel
mogelijk in oplossing te doen overgaan. Het uitdrogen van
he t caoutchouc gaat zeer l a n g z a a m en moeielijk, vooral zonder
mechanische hulpmiddelen; schijnbaar volkomen droog kan
het tot 26 pCt. vochtigheid bevatten. Volgens Raimund Hoffer
zou men voor 10 0 deelen gedroogd caoutchouc van de oplos-
singsmiddelen de volgende quantiteiten behoeven:
48 tot 52 deelen benzine,
50 » 52 » terpentijnolie,
53 » 55 » caoutchouc-olie,
60 » 68 )) aether,
(55 » 70 » zwavelkoolstof.
Het is mij echter nooit gelukt de oplossing in zoo weinig
vloeistof te doen plaats grijpen; de terpentijnolie en caout-
chouc-olie levei-den mij de beste uitkorasten.
Door verdunde zuren en sterke alcaliën wordt het caoutchouc
weinig aangetast; sterk zoutzuur en zoutzuurgastasten
li-
ID
;j'. I