
:.'5i
wordt voor voetmatteu enz. gehruikt; van het houtige gedeelte worden
xvaterscheppers, lepels enz. gemaakt. Uit de pit der vruchten wordt
de bekende kokos-olie hereid. In de zon gedroogd is zij de kopra van
den handel. I , 700; V, 67; XVIIH, 13.
1208. Oncosperma fllamentosa B). (Areca Nibung- Mart.). — Niboeny
of Sewankotig M. Erang Bantam. Java, Sumatra,
Borneo, Banka, Malakka.
Een boom van 60 — 70 voet hoogte, die in de lage kuststreken vau
vele Indische eilanden en op Java alleen in het westelijk gedeelte des
eilands voorkomt. Het hont van den koker is schier ijzerhard en das
moeielijk te bewerken. De inhoorlingen gebruiken de latjes van het
gespleten hout voor de vloeren hunner nit den grond gehouwde
woningen. Op Java worden de jonge bladen rauw of gekookt bij de
rijst gegeten. Het hout is hijzonder geschikt voor laadstokken. V, 68.
:
H O U T SO O R T E N ,
waarvan de wetenscliappelijke benamingen niet bekend zijn.
1209.
1210.
1211.
1212.
1213
1214.
1215.
1216.
1217.
1218.
1219.
Aai sapial. Molukken.
Slechts voor brandhout geschikt. I , 1370.
Abang. Borneo.
Voor rijststampers. I , 1311.
Adermati. Sumatra. — XIV, 598.
Agong. Sumatra.
Van geringe waarde. I , 926.
Ajam. Sumatra.
Vrij hard en fijn van vezel. Door de inlanders alleen als brandhout
gehruikt. XVI, 1.
Allem. Sumatra.
Voor huishouw. I , 913.
Aliwowos. Menado. ■— XII, 1.
Aloepang. Celebes.
Zonder waarde. I , 1330.
Amara. Celebes.
Voor ramen, deuren, bovenplanken enz. I , 1321.
Amberlang. Sumatra.
Voor huisbouw. I , 935.
Ampalo. (Dillenia elongata Miq.?). Sumatra.
Eijn en dicht, zeer goed voor werkhont. De Maleiers hezigen het
om er het ploegijzer aan vast te maken. XVI, 6. Zie No. 6.