
\» n ,
tUi: ii:
ill
i'
ill; I
i-ik II
De quantiteit gutta door eeu boom opgeleverd verschilt zoowel
volgens oflicieele als niet officieele opgaven zeer veel. Dr. Burck
•schat de gemiddelde opbrengst van een volwassen (ongeveer
25 ja a r oud) Njatoeh Balam Tembaga op 1 Katti of 625 Gram
en leidt door berekeuiiig uit eene proefneming af, dat men
door insnijding, zonder den boom te vellen, ruim het dubbele
gewicht kan verkrijgen. Er zal echter nog moeten worden
uitgemaakt tot hoever een boom kau worden afgekapt, zonder
daaronder te lijden.
Zullen de guttaboomen door de tegenwoordige exploitatie
niet geheel worden nitgeroeid, op Borneo alleen zouden er
volgens Dr. Burck jaarlijks ± 5 [ millioen worden geveld,
dan zal het dringend noodzakelijk zijn, dat deze boomen van
Regeeringswege in cultuur worden gebracht en de k u ltu u r
onder de leiding van een daartoe geschikt persoon gesteld.
Ten slotte zij bier vermeld, dat enkele Palaquium soorten,
die guttapercha opleveren, met goed gevolg in ’s Lands Plantentuin
te Buitenzorg zijn geplant en welig opgroeien. Q
SameIIStelling- eu sigeiiscliappen.
De zuivere guttapercha is evenals het caoutchouc een koolwaterstof
en waarschijnlijk daarmede isomeer. Soubeiran geeft
haar de formule H,g; bovendien vond hij in de ruwe
guttapercha een plantenzuur, extractiefstoll'en, caséine, eene
in aether oplosbare hars en eene in alcohol oplosbare hars.
Volgens Payen bestaat de guttapercha uit drie verschillende
stoffen, waaraan hij de namen g u tta , albau en iluavile geeft ;
zij komen gemiddeld in de volgende verhouding daarin voor :
Gutta 78 tot 82 %
Alban 14 » 16 »
Eluavile 4 » 6 »
Q \erslag omtrent deu staat vau ’s Lands Plantentuin te Buitenzorg over
liet jaar 1885.
De heide laatste lichamen zijn zuurstofhoudend en volgens
Oudemans als oxydatieproducten der zuivere gutta te beschouwen,
die zuurstofvrij is.
De guttapercha van den handel doet zich voor als eene
droge, roodachtig gemarmerde massa, die steeds verontreinigd
is met zand, aarde, bast- en houtdeeltjes. In geziiiverden
toestand is zij bijna w it, met een rood- of geelachtigen t in t ,
in dikke stukken ondoorschijnend, in dunne hlaadjes doorschijnend;
de reuk gelijkt veel op dien van caoutchouc. Het
spec. gew. varieert van 0,979 tot 0,999. Volgens Payen zou
vij zwaarder zijn dan water en zou haar gering spec. gew.
toe te schrijven zijn aan met lucht opgevulde porien.
Zij is een slechte geleider van warmte en van electriciteit ;
door wrijven wordt zij sterk negatief electrisch en in drogen
toestand isoleert zij evengoed als sehellak ; daarop berust een
barer belangrijkste toepassingen, namelijk het omkleeden van
telegraafdraden voor onderzeesche kabels.
Op de gewone temperatuur is zij ta a i, weinig veerkrachtig,
op 2,5° wordt zij buigzaam, op 48° wordt zij week, zoodat
zij, hoewel met veel moeite, kan gekneed worden ; tusschen
5 ,5° en 60° echter is zij zoo plastisch, dat men haar kan
uitrekken tot buizen, draden, banden en haar allerlei vormen
geven. Op 100° wordt zij kleverig; dit is ook in kokend
water het geval, waarbij zij tevens 5 tot 6 °% water opneemt,
hetwelk zij eerst weder verliest door verwarmen op 150°.
Zij wederstaat den invloed der meeste oplossingsmiddelen;
in water is zij bij alle temperaturen onoplosbaar; absolute
alcohol lost hij koken hoogstens 2 0 ° /, op. Sterke oplossingen
van alcaliën, zoutoplossingen, verdunde zuren, zelfs vloei-
spaatzuur, oefenen er geene werking op uit. Door sterk salpeterzuur
wordt zij spoedig ontleed, door sterk zwavelznur
in eene slijmachtige massa veranderd, doch door sterk zoutzuur
bijna niet aangetast. Zij lost daarentegen gemakkelijk
op in chloroform en in zwavelkoolstof en bij zachte verwarming
in benzine, vluchtige steenkoleiiteerolien, terpentijnolie
it, (.VT,
...........
ff:
: r . ?'
■ ■ iv,.i ■
:■ Ä' I. 1 'i.: Tr
i!j;
•rtT:'!v