
Ord. Gnetaceae.
213. Gnetnm Gnemon L. - Tangkiel M. J. S. Tangkil oetan,
Garintoel J. Meninjo M. Mlindjo, Koelan-oetan. Mak., Soö
Timor. Archipel, N. Guinea, Philippijnen, Mariannen. Groote
heester met elliptisch langwerpige bladen; bloemen eenhuizig-
zaden ongesteeld, elliptisch.
De jonge bladen dienen tot groente ; de vruchten worden
gegeten; de bast levert een uitmuntende vezelstof, waarvan
touw word geslagen dat zeer duurzaam onder water is. F. V.T.
214. G. latifolium. Bl. — Kasoengka J. Kajoe Gawemoe M. Java,
Celebes, N. Guinea. Stam opgericht of rankend ; bladen eirond,
droog werdende zwartachtig; katjes tweehuizig, in bundefo
of trossen. —
215. G. neglectum. Bl. — Sumatra, Borneo, zeldzaam in Java.
Stam rankend; bladen langwerpig, lederachtig, droog werdende
bruin; katjes tweehuizig. — V.
216. G. edule. Bl. — Tali gnemon M. Tangkil assoe J. T. of Kasoengka
berit S. Wali soa Amb. Koelan besar Mak. Malabar
en de Archipel. Stam rankend ; bladen langwerpig, iets puntig
droog werdende bruin; katjes tweehuizig; vruchtjes kortge-
steeld. Vrucht eetbaar. — V.
217. G. fnniculare. Bl. - Tali gnemon M. Kasoengka berit S
Koelan Mak. Soa wali Amb. Stam rankend ; bladen langwerpig,
aan top en voet versmald, droog wordende zwartachtig.
De ranken (kruipende stengels) worden in de zon gedroo°-d
van de buitenste groene schil ontdaan en de bast eindelijk
van het hout losgemaakt. Deze bast wordt nu tot koord
bewerkt, dat zelfs de Rameh in fijnheid schijnt te overtreffen
en waarvan vischnetten enz. gemaakt worden.
De vrucht eetbaar; de sappen dienen als geneesmiddel. — V.
Afd. MOUOCOTTLEDOUEAE.
Vaartundels in den stengel verspreid. Bloemdeelen meest 3- of 6-tallig.
Aderen der bladen evenwijdig loopende. Zaden meest met ééne zaadlob.
Ord. S c i t a m i n e a e .
Familie der Pisangs of Bananen. De stengelbast levert bij vele
soorten een uitmuntende vezelstof.
Sub.-Ord. M a r a n t e a e .
218. Amomum dealbatum RayAi. — HanggassangedehS. Soenda-
eilanden. Vaste plant met langwerpig-lancetvormige, boven
en onder versmalde bladen; bloemaren uit den wortel opeen-
gehoopt; bloemen wit. — V.
219. Donacodes Walang. Miq. — Walang. Java. — V. T.
220. Maranta dichotoma Wall. — Bambang, Bangban S. Java,
Molukken. Heesterachtig, vorkig getakt; bladen gesteeld,
hartvormig-eirond en langwerpig spits; bloemen rood in trossen.
De stengels worden in reepen gespleten, waaruit zeer
zachte matjes worden vervaardigd, wier frischheid hen uitstekend
geschikt maakt voor slaaprnatjes in heete klimateu.
Door de inlanders worden de gespleten stengels ook voor
weefrieten gebruikt. — V. Stengel. Weefriet.
Suh.-Ord. Museae.
221. Musa Cliffortiana L. >) - Pisang hatoe. In alle tropische landen
gekweekt.
Palmachtig gewas met dikken, door bladscheeden bedekten,
6_8 voet hoogen, paars gevlekten stam; bloemkolf hangend.
Vrucht langwerpig, aan de uiteinden versmald, zeisvormig,
driekantig, geel; zaden knobbelig. — V. T.
De stammen der Pisangs of Bananen in Oost- en West-
indie bevatten een zeer bruikbare vezelstof, die gewoonlijk
verloren gaat omdat deze gewassen hoofdzakelijk om de
vruchten gekweekt worden. Een Bananenstam, dadelijk na
het inzamelen der vrucht 2 voet boven den grond afgesne-
1) De nomenclatuur volgens deu Catalogus van ’s Lands Plantentuin te
Buitenzorg, 1866. De meeste monsters zijn van daar afkomstig.