
I
IL B o r n e o - ka mf e r . Deze kamfersoort, ook Baros-cam-
phor, Malayan camphor, Dryohalonops camphor genoemd, komt
van denzelfden boom als d ien , waarvan de Sumatra-kamfer afkomstig
is. In het laatste twintigtal jaren is de aandacht meer
bijzonder op de kamferboomen van Sumatra gevestigd. Zoo
vestigde de Directie van de N. I. Maatschappij van Nijverheid
en Landbouw in 1868 de aandacht van den Directeur van
binnenlandsch bestuur op de roekelooze wijze, waarop de
Bataks jaarlijks een aantal kamferboomen vellen, zonder voor
nieuwen aanplant eenigszins zorg te dragen.,
Naar aanleiding daarvan werd door den genoemden Directeu
r inlichting aan verschillende autoriteiten gevraagd , waaruit
bleek, dat zieh vele kamferbosschen bevinden in Tapanoli en op
de naburige eilanden ; in Tapanoli in het Noordelijk deel van
de afdeeling Natal, in de ommelanden van Siboga en tusschen
Tapoes en Singkel; in de onafhankelijke Bataklanden, ten
Oosten van Baros en Singkel. Bij een zoo groote hoeveelheid
van kamferboomen meende de toenmalige resident van Tapanoli,
Canne, dat er een geheele uitroeiing van den kamferboom
vooreerst wel niet te vreezen is, daar hij zich vanzelf wel
genoeg zal voortpianten om de instandhouding der bosschen
te verzekeren.
Wil men de kamfer-productie voor goed verzekeren en
vermeerderen, dan is het eenige middel aanplantingen van
die boomsoort aan te leggen.
Of dit aan te raden is, werd door hem betwijfeld, omdat
zulks te kostbaar zou zijn, als men in aanmerking n e em t, dat
een boom eerst op zijn ja ar een noemenswaardige hoeveelheid
kamfer bevat en er onder de 50 kamferboomen slechts
één kamferhoudende wordt aangetroffen. Met deze zienswijze
vereenigde zieh ook de toenmalige -Gouverneur van Sumatra’s
westkust, Netscher.
Volgens opgave van Canne bedroeg de uitvoer van kamfer
uit Tapanoli:
1861/65
a. naar plaatsen binnen Sumatra’s Westk. 27 Pikols
l), » » buiten » » 41 »
1866/70
24 Pikols.
106 »
Totaal 68 Pikols 130 Pikols.
Deze opgave kan echter niet die der volledige prodnctie zijn,
zooals de ambtenaar, met de kinacidtuur belast, daartegen
aanvoerde, daar toch de binnenlandsche consumtie aanmei'kelijk
moet zijn, omdat de Bataks volgens Junghuhn de gewoonte
hebben de lijken hunner hoofden en grooten met kamfer
te balsemen, waarvoor zij soms 50 Kilo per lichaam behoeven.
De waarde van den bekenden uitvoer volgens de officieele
gegevens wordt op f 6000 ä f 7000 ’sja a rs geschat.
Een gevolg van de verschillende inlichtingen was een besluit
van den Gouverneur-Generaal van N.-Indie, dd. 5 November
1871, waarbij bericht werd dat in het verzoek van de Directie
der N.-lndische Maatschappij van Nijverheid en landbouw niet
kon worden getreden. Dit verzoek hield in, dat de Regeering
een deskundige naar Tapanoeli zou zenden, ten einde de vraag
te beantwoorden, of het wenschelijk is, te r voorkoming van
een langzame uitroeiing der bosschen, speciale maatregelen te
nemen en daarna te overwegen of de -cultuur van kamfer-
hoomen van staatswege dient te worden ondernomen of aan-
gemoedigd.
Uit deze mededeelingen blijkt voldoende, dat de kamferboom
in onze bezittingen in groote hoeveelheid voorkomt, en tevens
dat de jaarlijksche uitvoer van kamfer veel lager is dan
men zou verwachten.
Bereiding. De bereidingswijze is zuiver mechanisch; op
Sumatra splijt men de boomstammen en scheidt de daarin
afgezette kristallijne massa af. De kamferolie, die denzelfden
reuk als de kamfer bezit, is gemakkelijker te bekornen, daar
die in meerdere boomen gevonden w o rd t; zij wordt verkregen
door een nisvormige inkapping in den stam te maken en dan
de olie te laten uitvloeien. Deze olie heeft weinig waarde en
Dl. II. 3