
j
'i#;
li
I ri
ri:
Ord. ilYDEûClIARIDEAE
Familie van waterplanten, waartoe ons Kikkerblad (Hydrocliaris)
behoort.
333. Enhalns Koeuigii Rich. (E. Aceroïdes). _ Lamoe, Dringo
laut M. Lalamoet Amb. Gossongi Tern. Mak. Indi.sche
zee, in de baaien en ondiepe plaatsen, vooral in het meer
oostehjk gedeelte van den Archipel. Java, Celebes, Bali,
Molukken, Soembawa, Flores, N. Guinea. Wortel zodevo’rmend
onder het zand voortkruipend ; bladen onder water lijnvormig,
slap, boven water komende spoedig verdroogd. De raannel!
en vrouwel. bloemen afzonderlijk; vruchten zachtstekelig
rondachtig. ’
Volgens Rumphius bedekt deze waterplant geheele oppervlakten
van de stranden, zoodat deze op weilanden gelijken.
De vruchten worden gegeten (Zollinger); van de vezels der
bladen worden in de Molukken vischnetten vervaardigd.
Vezelstof van het eiland Ansoes, N. Guinea.
Ord. T y p h a c e a e .
Hiertoe behooren onze Dullen of Duikelaars (Typha).
334. Typha angustifolia L. — HawalinjanSJ. of Assiivoeng radja
mantri S.; ook Walingi J, Smalbladige Dulle of Doetebolten.
Over de geheele aarde, in bijkans alle luchtstreken verspreid.
Java, in moerassen, Timor. Bladen smal lijnvormig, hooger
dan de bloemstengel.
De bladen worden gebruikt tot het maken van matten ;de
jonge spruiten zijn eetbaar. De vezelstof is aanbevolen voor
de papierfabrikatie. De plant is van groot belang als oever-
plant, daar hare lange, kronkelende wortels het wegsehuiven
en afbrokkelen van den grond verhinderen. De wortels en
hundels gebonden, dienen door hunne lichtheid om kinderen
te leeren zwemmen. — V.
Ord. F l a g e l l a r f e a e .
335. Flagellaria minor Bi. — Oar lettik S. Rottan kroh, R. kokroh
Banka. Malakka, Java, Pinang. Halm klimmend, buigzaam,
vertakt, met scheeden bedekt; bladen smal, stijf, met lano-e
klauwieren — V.
Ord. C y p e r a c e a e .
Hiertoe behooren onze Rietgrassen en Zeggen (Carex).
336. Eimhristylis efoliata Steud. — Wawatingian, Mendoeug,
Djoekoet boeboe-oet S. Java, Malakka, in turfgronden. Halmen
X to t IX Yoet hoog; hloemaartjes in schermen. — V.
337. Rhyuchospora Wallichiana Kunth. — Btumbum tanan. Geheel
Indie en de Archipel. Mauritius. Java op de Alang-velden.
Lage rietachtige plant met driehoekige shmke halmen en
roestklenrige, ronde bloemhoofdjes — V.
338.
Ord. G r a m i n e a e .
Grassen.
Hymenachne interrupta Buse. — Sombo of Soemboe S. Voor-
Indië, Java, in moerassen. Een grassoort, wier stengels onder
water dik en woi’telend, tot vele voeten hoog groeien. Bloemen
in aarvormige pluimen.
De wortels dienen op Java tot lampenpitten. — V.
339. Oi-yza sativa L. — Padie. Rijstplant. In alle keei’kringslanden
gekweekt. Halm meervoudig, 3—4 voet hoog; bladen lijn-
vormig-langwerpig, ruw; bloemen in gedrongen vertakte
pluimen. Het rijststroo wordt voor verpakking en andere
nuttige doeleinden gebezigd.
Saccharum officinarum L. — Het suikerriet, reeds in eene
andere afdeeling beschi’even, levert in zijne stengels eene
grondstof, die voor papierbereiding is aanbevolen.
Saccharum spontaneum L. — Gtagah J. M. S. Kawok M.
Euri gedé S. Geheel Indië op droge plaatsen. Halm rond,
glad, van 8—20 voet hoog; bladscheeden lang, bladen zeer
lang, lijnvormig, plat; hloempluim smal pyramidaal, zilver-
harig; komt veel op de Alang-velden voor in groepjes, die
hoog hoven het gras als eilandjes uitsteken. Somtijds vormt
het Glagah-gras alleen uitgestrekte wildernissen, waardoor
het moeielijker is zich een weg te hanen dan door de wouden.
Jungh.
De bladen dienen tot dakbedekking, ook tot het maken van
goede matten. Met het gras worden de huffels gevoed. De
bloemen zijn aan haar voet met een lange, glanzige zilverkleu-
rige wol omkleed. — Blad, V. T.
340.
341.