
i : t i
854. Milliiig’tonia liorteiisis L — Sekar. Sekar poetih ,T. Potean
Mad. Voor- en Acliter-Indie, Timor. G.B.
Een fraaie boom met dubbel gevinde bladen en welriekende, zuiver-
witte bloemen in groote pluimen. In Britscb-Indië veel iu lauen tot
sieraad gekweekt. Hot bout is witachtig, vast en dicht van weefsel
Brandis. I , 627; I I I , 125.
855. Calosaiitlies indica Bluine (Oroxylum). — Pompohrang S.
Boengli. Kajoe lalaki. K. lanang M. J. Geheel Indië, vooral
längs de kusten. K.B,
Een hoom met zacht hout, die somtijds in vele stammen te zanien
opiyast. De hladen zijn gevind, de hloemen donkerrood, in groote een-
zijdige, rechtopstaande trossen met lange, holle bloemstelen. De vrncht
is laug eu zwaardvorniig. Het hout is wit, los van weefsel en zeer
zacht. De bast en vrucht worden gehruikt als looi- en verfstoffen ; de
gevleugelde zaden worden wel eens voor voering van hoedeu en voor
zonneschernien gehezigd. Brandis. De schil, gestampt en met water
gemengd, dient als middel tegen maagziekte. Bladen, bloemen en
vruchten worden gegeten. Hssk. I , 626.
A c a n TH ACE AE .
856. Geiidarnssa vulgaris Nees. — Gandaroessa S. Handaroessa.
Daun prasman J. Sosa Amb. Java en geheel Indiii. K.B.
De bladen dienen als geneesmiddel. De plant kan zeer goed voor
het planten van heiningen worden gehruikt. De vruchten znn eetbaar
I , 630.
Ill
f t i
.i'liä!
hi!
S i
V e r b e n a o e a e .
857. Callicarpa lanata Vahl. (C. Wallicliiana Walp.). - Katoem-
pang J. Lelemah M. en Tons. Java, Celebes, H,
De bladen dienen als geneesmiddel. I , 638.
858. C. Wallichiana Walp. — Tenjauw. Sitapoeng. Sumatra.
I , 639.
859. C. acuminatissima T. et B. — Katoempang. Ceram. K.B.
I l l , 160.
860. C. Reevesli Wall. — China. G.H. — III, 73.
8 6 1 . C. pentandra Roxb. — Ki-hie oet. Bibati. Lampongs. Sumatra.
V I I I , zonder No.
Tot dit geslacbt behooren waarschijnlijk;
862. Tapoeêng. (C. lanata Valilî). Sumatra.
Hout vrij iijn en zacht, door de Maleiers alleen voor brandhout
gehruikt. v. H. XA'l, 327
863. Lelemah M. en Tons, Celebes. — IA', 69.
■864. Tectona grandis Lfll. — Djatli. Djalli kapoor. Teak oi Tek
in Britscb-Indië. D ja tti-b o om . Inheemsch in Voor- en
Achter-Indië, in Oostelijk Java, Sumatra, Borneo en in sommige
andere streken van den Archipel. G.B.
De Djatti-boom gedijt volgens Brandis in alle gronden, zoowel zandige
als zware, maar eischt een uitstekende afwatering en drogen onder-
grond. De nog bekende. oorspronkelijke Djatti-hosschen groeien op
alluvialen grond, meest in gezelschap van hamboe. De Djatti verlangt
veel licht en vrije luchtstrooming. In droge, heete streken verliest
hij zijn hladen in J u n i - Jnli, hij den aanvang van den Oost-moesson,
doch bij vochtig w'eder blijft de boom langer groen. In October na de
eerste rcgens ontluiken de nieuwe bladen en de witte , groote pluiin-
vormige bloenispiesen
De Djatti komt in het wild gezellig voor en kan een zware boom
van 30—40 M. hoogte bij 40 -1 0 0 cM. stamdikte vormen. Hij groeit
echter gewoonlijk niet zoo boog en verdeelt zicb spoedig in zware,
wijdnitgespreide takken. De schors is glad en schilfert later af; de
jonge takjes zijn eerst vierkantig, later rond; de hladen zijn zeer groot,
eenigszins glanzig groen, van onder lichter, aan de achterzijdeviltig.
De jonge hladen heeten djomplong en leveren eene kleurstof, gebruikt
om ander hont rood te kleuren. De hladen worden ook voor verpakking
gehezigd. Het hout is een der kosthaarste houtsoorten van Ned. Indië
en is uitstekend geschikt voor scheeps- en huishouw, water-en spoor-
wegwerken en meubelen. Het is veerkrachtig en gemakkelijk te bewerken
en overtreft alle Europeesche houtsoorten in draagvermogen. A'oor
schepen die gepantserd worden. heeft dit hout groote waarde omdat
het daarop hevestigde ijzer niet zoo spoedig roest Ook voor dekplanken
van de schepen is het zeer geschikt, daar het weinig door weer en
wind verslijt. Voorheelden zijn er van schepen uit djattihout, die 125
jaar in gebruik zijn geweest.
De klenr van bet bout is glanzig donker kastanjebruin, met sterk
sprekende kringen. Het hout is oliehoudend en in sommige verscheidenheden
rijk aan kalk.
Volgens Cordes worden de volgende variëteiten onderscheiden:
ware of echte, meer op onverweerde kalkrotsen.
donkerder van klenr.
Kapoer, veel zachter dan de hovengenoemde en lichter van kleur,
minder sterk en dengdzaam; meer op lage, goed verweerde kalkgronden
nabij de kust.
7
» . 1
ill
: ri
:k1'L '
ill'
U1--;;'
t ì - .
î■b•-íiv’-
ni,-.'-'