
ij'
* 'Ì
telegraafkabels gevonden heeft. (Zie Tijdschr. v. Nijverheid,
1867, blz. 261).
Voegt men daarbij de groote waarde van den Arenboonr
als snikerleverend gewas, de geniakkelijkheid van kweeking
en behandeling, dan mag hij wel worden aanbevolen aan.
alien, die de toekomst der Indische cultuur door veelzijdigheid
willen verzekeren — V. T.
1. Vezelstof van den bast.
2. V a n wortel.
3. u u de bladstelen.
4. Inlandsche schrijfpennen van Arenvezels, voetmatten,.
vegers, borstels enz. Zie afd. Nijverheid.
302. Caryota nrens L, — Ceylon, Malabar, Bengale, Archipel?
Stam 60 voet hoog, geringd; hladen dubbel gevind, met wig-
vormige hlaadjes; vruchten geel of roodachtig, met scherp,.
bijtend vocht.
Het hont is sterk en duurzaam. Uit de afgesneden bloem-
stengels wordt eene verbazende massa palmwijn verkregen;
volgens Roxburgh geeft één boom 100 pint in een etmaal.
De zwarte vezels der bladstelen (Kittoel-vezel) worden verwerkt
tot grof touw, borstels, bezems, mandjes enz. Van de-
vezels der bladscheeden wordt sterk touw en vischlijn gemaakt.
— V. T.
303. Manicaria saccifera Gaertn. — Mussu in Brazilië, Troelie-palni
in Guyana, Wijnpalm in Afrika. Tronk 10—15 voet hoog„
krom, knoestig, diep geringd; bladen zeer groot, gaaf, stijt
en gevoord, met gezaagden rand, tot 30 voet lang en 4—5-
voet breed; bloemkolven talrijk, vertakt, hangend; vruchten
olijfkleurig. De hladen dienen tot dakbedekking. De fijnvezelige,
kapvormige bloemscheede wordt zoowel voor kleeding
als voor zakken en dergelijken gebezigd. — Bloemscheede.
Sub.-Ord. C o r y p h e a e .
304. Corypha elata Roxb. — Bengale. Stam 70 voet hoog; bladveeren
handvormig gespleten in 40—50 slippen; bloemkolf
bolvormig, zeer groot. — V.
305. C. Gebanga BI. — Gebang M. Poetjoek J. Gebang-paleng S.
Bongol has M. .lava. Hoogte van 60—70 voet; alle deelen:
il:!
onbehaard; stam met spiralen vorm als gewrongen; bladen
breed, 5 - 1 0 voet, in alle richtingen uitgespreid, waaiervormig
met gestekelde .stelen; hloemen klein, geelachtig of
witachtig, in reusachtige, vertakte bloemkolven; vruchtjes
rond, olijfkleurig.
Deze Palmsoort is op Java de eenige, welke ter plaatse,
waar zij groeit, het gebied voert over de Flora en hetland-
schapskarakter bepaalt. Junghuhn. Hij is voor de inlanders
van het hoogste nut. De stam levert een zeer vast hout ; uit
het merg wordt e e n soort sago hereid. De hladen (atap) dienen
tot dakbedekking. Ook worden daaruit hoeden, tabaksdoozen
en sirihdoozen gemaakt; uit de jongere. bladen worden koffie-
en rijstzakken, zakjes tot bewaring van kleine voorwerpen
en zeilen voor kleine vaartuigen gevlochten. Van de oudere
bladen wordt een sterk weefsel (kadjang) en van de stelen
touw (kali-bas) gemaakt. De jonge nog onontwikkelde hladen
worden gekookt en met rijst gegeten. De wortel levert geneesmiddelen;
de vruchten worden gegeten oftot het bereiden
van een drank gebezigd. Miquel.
V. T. Blad, kleedingstukken, in afgelegen streken van .lava
nog in gebruik. (Zie afd. Nijverheid).
306. Livistona rotundifolia Mart. — Sedangan J. Woka-palm.
Celebes. Archipel. Stam 40—'50 voet, naakt, grijshruin, 1--.^
voet dik, inwendig zwartachtig, vezelig; bladen waaiervormig,
;q.i_5 Yoet i n mi d d e l l i j n , aan 6—7 voet lange, gedoornde stelen ;
vruchten bolvormig, oranje, later zwartblauw met kleine
knohbeltjes. — Blad.
Suh-Ord. L e p i d o c a r y e a e .
307. Calamus en Daemouorops.
ROTTAN-P ALMEN.
Palmgewassen met dunne, gelede, doornige, dikwijls zeer
lange, klimmende en kruipende, taaie stengels, vindeelige
bladen en schubbige, ronde of langwerpige vruchtjes.
De Rottan-palmen groeien nergens in een zoo groot aantal
soorten en verscheidenheden als in d e n Ned. Indischen Archipel.
De inlanders onderscheiden deze zeer nauwkeurig naar
hun handelswaarde en elk gewest schijnt zijn bijzondere