
I
wachten heeft, dan zutlen de hloemen meestal afvallen en de
vruchten door wormen doorknaagd en vernield worden.
Om de günstigste uitkomsten te verwachten moet men dus in
N. Indüi planten in April en Mel of wel ongeveer een maand
voordat de droge tijd gewoonlijk invalt, opdat de zaden met de
laatste regens behoorlijk kunnen ontkiemen en wortel schieten
vóór de regens opboiiden. De planten, na verloop van een paar
maanden bloeiende, loopen dan geen gevaar, door de zware en
aanhoudende regens bare bloemen te laten vallen. De vruchten
kunnen dan, vier maanden na de aanplanting, in den drogen tijd
geoogst worden; want het is buiten kwestie dat het afvallen der
filoeraen en het doorknagen van de vruchten door insekten enkel
aan de aanhoudende zware regens moet worden toegeschreven.
Het beploegen van den bodem is nuttig, doch niet noodzakelijk.
In het Palembangsche waar de katoen -cultuur zeer uitgebreid is,
zijn geen ploegen bekend, en slechts zelden wordt daar de patjol
gebezigd, zoodat meest alies in vasten bodem wordt aangeplant,
nadat door het vellen en verbranden der bosschen of grasvelden
de grond gezuiverd is.
Het zaaien geschiedt regelmatig, op rijen, voor G. herbaceum
op 23-á en 2 voet onderlingen afstand, voor G. religiosum en G.
barbadense, die zich sterker ontwikkelen, op minstens 5 voet
vierkant.
De verdere behandeling, onderhoud der tuinen, zuivering van
onkruid en ongedierte is nagenoeg dezelfde als voor alle cultuur-
planten.
De inzameling der rijpe vruchten dient bij droog weer en des
morgens, eerst nadat de dauw is opgetrokken, te geschieden. Bij
het inzamelen moet vooraf gelet worden, alle onzuiverheden af
te scheiden. Een g'eoefend persoon kan 40—50 Kilo katoen daags
inzamelen. Het verwijderen van de zaden uit het katoen geschiedt
thans veelal met machines.
De behandeling der heesterachtige of overblijvende soorten is
berekend op herhaalde oogsten van dezelfde planten. Zulk een
katoenplantage kan, volgens Teysmann, 20 jaren achtereen oogsten
opleveren.
In de binnenlanden der residentie Palembang is de katoenteelt
nog steeds eene geliefde volkscultuur. Volgens het Koloniaal Verslag
1886 waren ecliter in de twee laatste jaren de marktprijzen
te laag om tot uitbreiding der aanplantingen aan te moedigen.
In 1885 had men bovendien veel misgewas door ontijdige regens
of langdurige droogte. De totale uitvoer, voornamelijk naar Java,
Singapore en China, bedroeg in 1885 25 738 Pikols tegen 40.524
in 1884.
Op Java neemt de katoenteelt slechts een geringe plaats onder
de culturen der inlandsche bevolking in. Over het algemeen geeft
de bevolking er de voorkeur aan, de kapas, die zij voor het
weven van kleedingstukken noodig heeft, in den vorm van garen
op te koopen van handelaars die haar van elders aanvoeren. In
de verschillende l’esidentiën van Java werd in 1885 slechts van
18,625 bouws kapas geoogst, van welke aanplantingen alleen die
in Samarang en Madioen het grootste aandeel hadden. In Madoera
werd de opbrengst van een bouw kapas bij günstigen oogst en hooge
prijzen geschat op mini /'40.— Kol. Versl. 1886.
In de laatste jaren is het katoenzaad als nevenproduct van de
katoenplant meer en meer in belangrijkheid toegenomen. Vroeger
als nuttelooze afval heschouwd, wordt het wegens zijn oliegehalte
meer en meer een artikel van den wereldhandel. Groote massa’s
katoenzaad worden thans, vooral uit Noord-Amerika en Egypte
voor de Europeesche oliefahrikatie uitgevoerd ; ook uit Algérie en
Italie neemt de uitvoer toe. Volgens Wiesner levert het katoenzaad
45 pCt olie, bestaande uit oleïne-zure en palmitine-zure glycerine.
Wellicht kan door deze tweede toepassing de teelt der katoenplant
in Nederl. Indië opnieuw aanheveling verdienen.
43. AdansoniadigitataL. — Baobab/Apenbroodboom. [Cremor-
tartboom in Zuid-Afrika. Afrika, in Eng. Indie genaturaliseerd.
Boom van middelmatige hoogte met een geweldig dikken stam,
soms 30—40 voet in omvang. Bladen handvormig, vijflobbig;
bloemen groot, wit met violette meeldraden; vruchten groot,
langwerpig, inwendig met meelachtig moes gevuld.
De boom hevat in zijn verschillende deelen geneeskrachtige
eigenschappen. De bast levert een onverslijtelijk touwwerk
en grof garen voor weefsels. De waarde op de Londensche markt
werd in April 1887 gerekend op £ 8—12 de ton. Bast.
44. Bomhax malabaricnm D. C. (Salinalia malabarica Schott).—
Dangdoer, Dangdoer alias S. Indie, Birma, Ceylon, Java,
Sumatra. Een hooge boom met gespikkelde stam en takken,
2
I
ri
' j .
ririri
ri
'ri
.fri
: 'ri- ; -