
■M:
Een enkel woord over de wijze, waarop de inzameling der
honigraten in Indie door de inlanders plaats g rijpt, vinde
h ie r'’zijne plaats. De bijen maken daar hare netten vast aan
hooge boomen ; op Sumatra o. a. aan den Djeloetong (A 1 s t o n i a
e X Tm i a M i q.), den Poelei (A 1 s t o n i a s c h o 1 a r i s) , den Ke-
dondong (0 d i n a g u m m i f e r a ) , den Aroe (eene C a s u a r i n a-
soort) enz. Zulke boomen, waarin de bijen hare nesten gemaakt
hehben, noemt men daar Sialang. Op Borneo heeft d ito . a .
plaats op den Tapanboom, waarschij nlij k eene F ic u s - s o o r t.
Op Sumatra heeft de inzameling aldus plaats: Zij geschiedt
bij donkere nachten, wanneer geen maanlicht schijnt. Gewa-
pend met een brandende flambouw en voorzien van een hakmes
en een lang to uw , waaraan een van boomschors of dierenhuid
vervaardigde zak gebonden is, beklimt een persoon, debijen-
baas, een boom. Meestal dienen een aantal bamboepennen,
die in den stam geslagen worden, als sporten. Onder gezang ,
dat ten doel heeft om de bijen omtrent de reden van zijn
komst gerust te stellen, zwaait de fakkeldrager zijn brandende
flambouw längs en onder het n est, terwijl tevens het n e st,
dat dan door de bijen grootendeels verlaten i s , van den boom
afgehakt, en in een bak wordt opgevangen. De jonge b ijen ,
die nog in het nest blijven, zijn voor deinboorlingeneenlekkernij.
Afscheiding. Nadat de honigraten zooveel mogelijk van de
honig zijn bevrijd, worden zij in kokend water gesmolten;
de nog aanwezige honig lost in het water op en het was komt
aan de oppervlakte. Men laat het bekoelen, smelt het opnieuw
en giet het dan in vormen; aldus verkrijgt men ge e l was.
Om het te bleeken wordt het in dunne schijven gesneden en
gedurende vele dagen aan de zon en de lucht blootgesteld ; het
wordt dan wit van kleur. Men heeft ook voorgesteld het
kunstmatig te bleeken, o. a. met verdund zwavelzuur en chili-
salpeter, of ook met chloorkalk; men loopt echter dan veel
gevaar, dat niet enkel de gele kleurstof ontleed wordt, maar
tevens dat de samenstelling van het was wijziging ondergaat.
Eigenschappen en samenstelling. Het smelt op 62° of 63 ,
is volkomen onoplosbaar in water, maar in alle verhoudingen
oplosbaar in vette en aetherische oliën. Het bestaat uit een
mengsel van c e r o t i n e z u u r , oplosbaar in kokenden alcohol
en my r i c i n e of pal mi t i n e z u r e my r i c y l a e t h e r , weinig
oplosbaar in alcohol. Daarenboven bevat het nog sporen
van andere lichamen, die het de kleur en den reuk geven.
Toepassingen. Vroeger gebruikte men het was veel voor de
bereiding van waskaarsen , welke thans grootendeels door de
stearinekaarsen vervangen zijn. Thans gebruikt men het was
in verschillende zalven en pleisters, dient h e t, opgelost in ter-
pentijnolie, als politoer, enz. In O.-Indie wordt het gebruikt
bij het batikken.
Kohleh-wa. s . Kohleh is de Sundaneesche naam voor het
plantengeslacht Musa. Bij het was van dien naam, van Java
afkomstig, wordt vermeld dat het gevonden wordt onder de
bladeren van Mu s a R u m p h i a n a K r r. of M u s a s a p i e n -
turn L., eene plant die in gecultiveerden toestand de bananen
of pisàng-vruchten levert.