
V OOR B E R ICHT ,
S edert de u itg a a f van mijn Algemeenen beschrijvenden
Catalogus der Houtsoorten van Nederlandsch Oost-lndiö in
1872 is h e t Koloniaal Museum met eeu groot aantal nieuwe
monsters v e rrijk t en dus eeu nieuwe u itg a a f noodzakelijk
geworden.
Bij deze nieuwe u itg a a f heb ik , volgens h e t vastgesteld
plan bij de bewerking van den Algemeenen Catalogus, de
botanisch bekende houtsooi'ten gerangschikt n a a r de n a tu u r-
lijko ordeii of familiiin, overeenkomstig h e t stelsel vau
Be Candotxe, govolgd door Bentiiam eu Hooker, eu iu de
meeste hedeudaagsche F lo ra ’s aangeiiomen.
Mtquei.’s Flora van Nederlandsch Indie, die bij den vorigen
Catalogus te a groiidslag heeft g e s tre k t, is tlia iis , hoewel altijd
nog het eenige algemeene haiidboek voor de Nederl. Indische
p la n te n , zeer vero u d o rd , cn van de belangrijke wijzigingeii
der la te re oiiderzoekers heb ik zoo n auw k eu rig mogelijk kemiis
genomen. Voornamelijk heb ik daarbij gevolgd H o o k e r , Z</ora
o f British India-, B iiA N n ts , Forest F l o r a o f North-West and
Central In d ia ; S e lp tz K u rz , Forest Flora o f British B a rm a h ;
de Jaarhoeken van ’s Lands PJantcniidn te Buitenzorg , u itgegeven
door deu Directeur Dr. M. T r e u r eu voorts vau
De CANnOT.LE’s Prodromus en Supplement.
Hoewel dus de iiomenclatmir belangrijk gewijzigd is, hob
ik de bij Mtquee opgegeven benamingen steeds tusschen twee
haakjes'bijgevoegd, zoodat aan do bniikbaarlieid vau zijne
Flora niets is te k o rt gedaan.
Zuiver botanische beschrijvingen a eh tte ik voor dezeu Catalogus
te oiTRälachtig en ook overbodig. Tk heb mij dus to t