
Meuw Orleans, van zaden uit Amerika ingevoerd; groeit welig
op Java en in het Palembangsche, wordt 3—6 voet hoog, 2—4
voet breed. Het is een ronde, gevulde struik met vele vrucht-
dragende takjes, die tot op de aarde afhangen. De bladen zijn
groot, 3—5 lobbig en bebaard; de bloemen groot, geel-rood,
van buiten soms iets rood gestreept en na de verwelking geheel
i’ood. Katoen wit, fijn en langdradig.
Siam, Cambogia- of Cocliinchina-katoen, met sterk behaarde
stengel en bladen; de laatste 3-^ zelden 5-lobbig; bloemen
geelachtig wit; zaden en katoen als N°. 7.
Nangkin katoen, in bonding met de vorige overeenkomend;
stengel iets rechter opscliietend en meer roodachtig en glad;
bladen 3 —5-lobbig, glad; bloemen als de vorige; katoen
bruingeel.
De drie laatstgenoemde behooren tot de langharige en fijnere
katoensoorten en verschillen weinig in groeiwijze; ze kunnen
wel een paar jaren aangehouden worden; doch dit is niet
raadzaam , daar zich na den eersten oogst vele insekten voor-
doen, die vooral op de vruebten azen.
Verder worden door Teysmann vermeld als op Java ingevoerd:
Sea-Islanil-Katoen van N. Amerika, Longue Soie van
Algiers en Egyptiscli Katoen.
Als heesterachtige of overblijvende katoensoorten worden
door Teysmann genoemd Gossypium vitifolium (G. herbaceum
var. vitifolium); Kapas kosta enz., en G. micranthum (G.
herbaceum var. micranthum) Kapas mohri enz. Beiden behooren
ecliter tot G. herbaceum. Zie bl. 10. De boomachtige
of overblijvende vorm is niet aan bepaalde soorten gebonden.
Ha n de l s s o o r t e n .
De eigenschappen van het katoen, die voor den handel de
meeste waarde hebben, zijn:
1. Lengte, gelijkvormigheid en fijnheid van vezels;.
2. Afwezigheid van onzuiverheden;
3. Kleur of nuance.
De in den handel bekende katoensoorten zijn; *)
‘ ) Het volgende grootendeels ontleend aan Fingen, mécanicien. Zie Ind.
Opm. 188 6 , No. 254.
Geòrgie of Sea Mand, gekenmerkt door lange, zijdeachtige
vezels. Deze is de meest geachte en wordt voor de fijnste
weefsels gebezigd, ook om met zijde vermengd te worden
geweven.
Bgyptisch katoen. Komt voor in dne soorten; Gallini, brum
en blank. Het Gallini-katoen is het mooiste: de draden zijn
fljn en lang, doch in waarde beneden Sea Island. De lengte
der vezels is dikwijls zeer ongelijk. Deze soort kan alleen door
kammen goed gemaakt worden. Het bruin Egyptisch heeft
een golvend voorkornen, en de vezels hebben mooie nuances
tusschen roomkleur en oranje. Het blanke of witte Egyptische
katoen is meest onzuiver en moet voor de beide andere soorten
onderdoen.
Braziliaansch of Peruaanscli katoen. Het Ziiid-Amerikaansche
katoen volgt in kwaliteit op het Egyptische. Er zijn verschillende
soorten onder deze algemeene benaming bekend, lang
van draad, maar ruwer en harder dan het Egyptische, en ook
dikwijls onzuiver. Men mengt de beste vormen er van met
Egyptische katoen.
De voornaamste soorten zijn:
a. Fernainbuk, een katoen van uitmuntende kwaliteit met een
schoone roomkleur, slechts w e i n i g minder dan het Egyptische,
en over het algemeen vrij zuiver.
h. Maranbain-katoen. De vezels onregelmatig, en minder zuiver.
C. Ceara-katoen. Vrij wel met het vorige overeenkomend.
d. Bahia-katoen. Vezel grover en bijzonder stijf, doch goed van
lengte. In dit opzicht staat het boven Maranbam en Ceara,
doch beneden Fernambuk.
De Zuid-Amerikaansche soorten zijn in het algemeen lang
van vezel, maar overigens minder dan de andere groepen.
Ook verschillen zij veel in het e e n e j a a r bij het andere, zoodat
men zeer zelden twee oogsten, ja zelfs twee balen van gelijk
voorkornen aantreft, waarom men oplettend moet te werk
gaan bij het vermengen van de eene baal met de andere.
Amerikaansch katoen van de Vereenigde Staten. Deze soorten
vormen meest allen het katoen van den Engelschen handel.,
Het katoen van de Vereenigde Staten is in het algemeen
kort, maar hetrekkelijk fljn en dun. De vocrnaaraste soorten
zijn; Meuw Orleans, Texas, Upland en Mobile.
: