
’ ils Ì]
29. ü. spec. — Kisaoekin. S. Java.
Goed timmerliout. C. I . 349.
30. Giiatteria lateriflora Bl. — Java. G. B. — III, 178.
31. G. Parvcaiia Miq. — Kajoe baë. Kainpanga oetan. Sum. Pal. K.B.
1 1 1 , 186.
32. G. spec. (G. Siimafraiia Miq. 2) — Tapisi of Si Tapys. Zuid-
Pad. Bovenl. Sumatra.
Hard en lijn bout, dat voor steleu van bijlen en andere werktuigen
wordt gebrnikt. XVI, 348,
33. Ariabotrys suavcolens Bl. — üoeri karbau. Tali karbau M.
.Iroi kilalaki S. Kanangan oetan. Warimetten Amb. Sünda-
arcliipel, Molukken.
Slechts voor brandhout geschikt. C. 1 , 252.
34. A. parviflora Miq. — Medang boenga tandjong. Surn. W. K.
XIV, 417.
35. Caiianga odorata Hook F. et T. — Kananga M. S. Kenang J.
Kenanga wangi. Kembang kay rano Bd. Kenang an Men. Ka-
nang prit J. Java, Achter-Indië, Molukken enz. In de tropische
gewesten veel aangeplant. G. B.
Het hout is voor hiiisbouw geschikt; de bloemen zijn welriekend en
dienen aan de vronwen tot opschik. Een kostbare etherische olie (Cananga-
of Ylang-yiang-olie) wordt daaruit bereid. Deze boom wordt overal in de
kampongs gevonden eu op alle pasars ziet nieii luanden met de groene bloe-
inen ter verkoop. Jungh. I , 173; 1, 253; 111, 18; XVIIlc, 7.
36. Folyalthia subcordata BI.2 — Baloen adoek. B. anjoek. Ki-
tjantang S. Kilantjang S. Borneo. B. II.
Zeer bruikbaar ineubelhont, ook voor prauwen gebezigd. Uit de schors
wordt een doukerbruine verfstof getrokken. G. 1 , 254.
37. Goniothalamus Tapis Miq. — Tapies M. Sum. Kapoendang
akkar Sum. Dada rawa. Bill. Sumatra. Billiton.
Voor materialen bij huisbouw te gebruiken. C. I , 250.
38. Anoiia muricata Duu. — Nanka bocboer. N. wolanda M. Trop.
Amerika; op Java gekweekt.
Het hout heeft weinig waarde. De vruchten (znurzak) zijn aangenaam
en verkoelend. I , 251; X l l l i , 25.
39. A, reticulata L. — Nona. Manoa. K. B. Afkomst als voren.
Een heesterachtige vruebtbooni, die niet hoog opschiet eu allerwege in
de huge streken van Indië ¡voorkomt. Het hout is licht en niet dengdzaam ;
de vrucht is tamelijk geurig. Soort. gew. 0.411 St. V, 103.
40. A. squamosa L. — Serikaja. Geheel Indië. K B.
De vruchten zijn zeer gezocht. XVIIM, 22.
41. Oropliea reticulata Miq. — Wanitan. Java. — VII, 474.
C a p p a r i d e a e .
42. Crataeva magna D.C. (Salmalia malabarica Scheff.). — Boeroenei.
Kajoe poeleh ,1. Bandoe alas S. Java. G.B.
Reusachtige boom met scharlakenroode hloeinen, die ontluiken als de
bladen zijn afgevallen. De vrucht levert eene soort wol. ./««p/c I I I , 173 ;
XVlIlr, 13?
B i x i n e a e .
43. Bixa Orellana L. — Gliengum. Galiengum. Gloege. Kasoemba
M. S. Trop. Amerika, op Java gekweekt. II. Vi'oeger op bevel
van den Comm.-Gen. Du Bus op Java ingevoerd. Jungh,
Deze heester, welke zich door spoedigen wasdoni en de geniakkelijkheid
kenmerkt, waarmede inen hem kan verplaatsen, wordt zeer algemeen tot
het aanleggen van levende heiningen (pagger ietoep of p. hieroep) aangewend.
Zulke heiningen zijn altijd dichtbegroeid en fraai groen, waarbij
nog bij oude heiningen de schoone rooskleurige bloemen komen. De zeer
op Eamboetau (Nephelinni lappaceum) gelijkende vruchten bevatten zaden,
die met een oranjekleurig, vleezig hnlsel zijn omgeveu, uit hetwelk de
verfstof Orlean vroeger veelvuldig werd bereid. ilssJc. Soort. gew. 0.43.
I I I , 200; X III, 20.
Bombay.44. FIacourti.i anlacocarpa Rxb. Te Buitenzorg gekweekt.
K. B. — I I I , 180.
45. F. Cataphracta Rxb. (F. Jangomas Gmel.). — Roekum sepat.
Kam Bl. Lobi lobi sepat. Cochinchina, Java, Bali. K. B.
Het hont der Elaconrtia’s is sterk, zwa<ar en rood, doch gering vau
omvang en wordt voor rijststampers gebezigd. De jonge takjes dienen tot
bereiding van een oogwater; de vruchten zijn lekker om te eten; men moet
ze echter eerst in de handen wrijven om ze zoet en maisch te maken ■
Hssk. I I I , 193.