
1 2 . I. Inslaggaren in kop, gereed voor de spoel.
1 3 . J. Kettinggaren, gestijfd.
1 4 . K. Garen, drievoudig gedoubleerd, voor zakken, zelf kant, touw enz.
1 5 . L. Gebleekt garen. Ketting.
1 6 . M—P. Geverfd garen.
Jute-weefsels.
1 7—1 9 . Fijn Hessian, verschillende kwal.
20—2 4 . Ordinair . » »
2 5 . Ruw ongeklanderd Hessian.
2 6 . Pakdoek.
2 7 . Dubbel ketting canevas.
2 8 . Padding voor voering met valschen zelfkant en opgespleten.
2 9 . Zwart Hessian.
3 0 . Gebleekt Hessian.
3 1—3 3 . Gestreept beddetijk.
24—2 6 . Gekeperd doek, verschillende kwaliteiten.
3 7 . Enkelvoudig kettingpakdoek.
3 8 . Dubbel »
39—4 0 . Gekeperd paardendek.
4 1 . Dubbel kettingdoek, buisvormig, zonder naad.
4 2—4 3 . Monster vlocrkleeden.
Ord. M e l i a c e a e .
80. Dysoxylon mollissimum Bl. — Koelit-bawang, Ki-bawang
bodas, Kedaya S. Tanglar monjet. Molukken, Java. Een
tamelijk zware boom met saamgestelde bladen. De bast riekt
naar knoflook. V.
81. Cedrela Toona Roxb. (C. febrífuga Bl.). — Soeren mer a h i.M.
Soeren poetih. Soereng Sum. Serian Pal. Oost-Indië, Java,
Australie. Hooge boom met gevinde, glanzende bladen en
welriekende witte bloemen in groote trossen. — V.
Ord. R h a m n e a e .
Hiertoe behoort onze Wegedoorn.
82. Zizypbns Oenoplia Mill. — Bandiel. Oost-Indië en Trop.
Australie. Heester met heen en weer gebogen, dikwijls kleine,
minder doornige takken, bladen schuin-eirond-spits, van onder
met lang, geel of roestkleurig zijdeachtig haar; bloemen kort
gesteeld, groen-geel; bessen glinsterend zwart. — V.
78. Schoutenia ovata Korth. — Hari koekoen of Wali koekoen S.
V le e s c h h o u t. Java, in de lagere, moerassige kuststreken,
vooral in het N.W. en ook in de bergstreken. Een middelmatig
hooge boom met wigvormig langwerpige, getande,hoven
gladde, onder behaarde hladen en lichtgele hloemen in schrale
trossen — V.
Het hout is zeer geacht.
Ord. A m p e l i d e a e .
Hiertoe hehoort de Wijngaard.
83. Leea rubra Bl. — Gingiang herem S. Girang v. Sw. Java, Timor.
Heester met ronde, ruwe takken, duhbel gevinde hladen en
roode hloemen. — V.
Ord. G e r a n i a c e a e .
Hiertoe behooren onze Geranium, de Klaverzuring enz.
79. Averrhoa Carambola L. — Blimbing, Bl. manies, Tjalintjing
M.S. Geheel Indië, gekweekt of verwilderd. Kleine, dichtge-
takte hoom met onparig gevinde hladen, wit-purpere hloemen
en lange, gele, eetbare vruchten. — V.
Ord. S a p i n d a c e a e .
84. Capura Zollingeriana T. et B. — Blimbing tjina. Java.
Heester. — V.
85. Turpinia gphaerocarpa Hassk. — Tjawené soréi. Ki-bantjet.
Kitjehai J. Java op den Gedeli. Groote boom met gevinde,
lederachtige, glanzige bladen en kleine, eetbare vruchten. — V.