
1 J
'! :i
P la n te n v a n N e d e r la n d sc h In d ie
EN ANDERE GEWESTEN,
waarvan Vezelstoffen in het Koloniaal Museum aanwezig zijn.
Afd. DICOTTLEDOIEAE.
Vaatbundels in den stengel in een kring. Bloemdeelen meestal 4- of 5tallig.
Kleinste aderen der bladen netsgewijs. Zaden meest met 2 zaadlobben.
Ord. Dilleniaceae.
1. Tetracera Assa D.C. — Ki-asahan. Java, Philippijnen, Bengale.
Klimmende heester met groote bloempluimen. Kelk en kroon
4_6-bladig, meeldraden talrijk, naar boven verbreed; vrucht-
blaadjes 3—5-zadig.
De stengels zijn zeer taai en worden tot buifelhalsters ineen-
gevlochten.
Twee halsters uit de stengels gevlochten. Java.
Ord. Magnoliaceae.
2. Michelia Champaca L. — TjampakaM. Kembang kantil. Geheel
Indie. Hooge boom met glimmende, langgepunte bladen en
bleekgele of oranje, zeer welriekende bloemen. Kelk en kroon
gelijk, 9—15 of meer bladig. — V.
Ord. Anonaceae.
3. Miti-ephora macraiitha Hassk. — Pisangan v. Sw. Ki-ladja S.
Java. Een kleine boom met kortgesteelde, lederachtige,glanzige
bladen en groote witte, later goudgele, welriekende bloemen. — V.
4. Anona muricata Dun. - Nanka-boeboor, N. wolanda M. Zuurzak.
Uit Amerika ingevoerd; in Indie verspreid. Kleine boom of
heester met gladde bladen, eenbloemige bloemstelen eu groote,
eetbare vruchten. — V.
5. A. squamosa L. — SerikajaW. Uit Amerika ingevoerd ; in Indie
verspreid. Kleine boom of heester met zachtharige, later gladde
bladen; bloemen eenzaam; vruchten met ruitvormige, bolle
schlibben. Eetbaar. — V.
!l%,