
i!J
iJ
I I
Jil -;■
> '«rii
M
320
321
322
323,
324,
325,
326.
327.
Ord. P a n d .a n e a e .
Bekend door de luchtwortels en wenteltrapvormig geplaatste bladen.
Pandanus spuriiis Rumph. — Pandan matti M. P. laut besaar
J. Ainbon, Bali, .lava. Bladen 2—3 voet lang, op den rug
rood gedoornd; vruchten vezelachtig. — V.
P. utilis Bory. — Mascarenen, Madagascar: naar Indië overgebracht
Pyramidale boom van 60 voet hoog met drietallige
gevorkte takken ; bladen 6 voet lang, op den rug rood gedoornd ;
vrnchten pyramidaal.
P. fiircatus Koxb. —. Tjankoeang M. S. Voor-Indie, Java.
Stam tot 40 voet hoog met dikke gevorkte takken; 20—24
voet lange, dikke, donkergroene, gedoornde bladen. Mannel.
bloemen in hangende trossen, zeer welriekend. — V.
P. latifolius Ruuipli. — Bidoer S. Pandan rampé gedé J.
Archipel. Veel gekweekt. Stam 8—9 voet hoog; bladën 6 voet
lang, breed, dik, stijf, gedoornd; mann. bloemkolf 3 voet
lang; scheeden wit met groene punt.
De bladen zijn welriekend en als reukwerk in gehruik.- V.T.
P. Sainak Hssk. — Pandan samak of tikker J. Met smalle,
lange, groene, witachtig gedoornde bladen.
De bladen dienen tot het maken van matten. — V. T.
P. moschatus Ruinpli. — Poedak J. Pandan kastoeri Amb.
Plengis Bali. Haraghag S. Stam 8 -1 2 voet hoog, van on der
op twee-, drievorkig vertakt, aan den voet wortelend; blad-
kroon bolvormig; bladen aan den voet wit- en geelgroen,
stijf uitstaande, 3—4 x voet lang; mannel. bloemkolf welriekend.
Wegens de welriekende bloemen op Java veel geplant; op
Ambon van Java ingevoerd. De bladen tot verpakking gebruikt.
Van de bladen worden stoel- en vloermatten gemaakt.
Volgens een rapport van het Dep. Middelburg der
Maatseh. v. Nijverh. (1875) zijn de vezels bestand tegen witte
mieren. — V. T.
P. stenophyllus Kurz. — Saung-riengang J. Java. — V.
P. labyrinthcius Kurz. — Attoewai. Sumatra. (Siboga). — V.
Verschillende voorwerpen van Pandangvezelstof: Sigarenkokers,
matten, geldzakken enz.
Ord. C y c l a n t h a c e a e .
328. Carludovica palmata B. et P. — Panama-stroo. Centraal-
Amerika. In Oost- en West-Indië hier en daar overgehracht.
Stam houtig met af hangende luchtwortels; bladen stijf, saam-
gevouwen, waaiervormig; hloemscheeden zijdelingsch.
De hladen leveren het stroo, waarvan de beroemde Panama-
hoeden worden gevlochten.
De hladen worden in kokend water gelegd en na eenigen
tijd daaruit genomen om vervolgens in lauw water te worden
gedompeld, dat met het sap van citroenen is zuur gemaakt.—V.
1. Panama-blad.
2. ff stroo.
3. Vier Panama-hoeden.
Ord. A r o id e a e .
Hiertoe behoort de Aronskelk.
329. Sauromatuni Horsfleldii Miq. — Waloer S. Java. Bladstelen
34 voet; bladen 1 voet lang, 8—10 deelig. — V.
330. Conophallus giganteus Schott. — Batoe of Geroemboet M.
Baddoel atjoeng of Iloes S. Voor-Indië, Malabar, Ceylon,
Sumatra, Java. Bladstelen 6—7 voet lang, wrattig-ruw; hloem-
scheede donkerpurper. — V. T.
331. Colocasia antiquorum S ch o tt.— Talus of Taloes S. Kimpol S.
Linjal J. In alle keerkringslanden. Door geheel Indië gekweekt.
Bladen zeegroen; de schijf schildvormig, eirond,aan
den voet tweespletig; vele hloemschachten uit denzelfden
oksel, korter dan de bladstelen; hloemscheeden oranjegeel.
De knolwortelen zijn rijk aan zetmeel en worden, evenals
de bladen, door de inlanders gegeten. — V.
332. Caladium arhorescens Veut. — MoA/io Mo/tto. Guyana. Suriname
op moerassige plaatsen längs de rivieren. Stengel 5—6
voet hoog, cylindervormig, glad; bladen 1 voet lang, even
lang als de bladstelen; bloemkolf groen, inwendig wit met
donkerrood binnenste.
De vezelachtige stengels zijn aanbevolen voor het maken
van papierstof. — Stengels.