m i
1 ^'äi
140 V E R V O L G DE B E S C H R Y V I N G
XXlV. ; ik zeide, dat de beide nn my befchreevcn Wwerliiizen i„„
ee,K (bort van Luizcn bezet zyn, die meer naar ceii vwat, of anderen uiu«
dan naar een leevend Scliepzei, geiyl;cn. Iii will in 't eerft iiiet, wat il- vi
van maaken zou; toen ik eens in 't water, waar in ik myne voorgemeide
Waterlmzen bewaarde, vericiieidcn kleine Spinnen ontdekte. Dit maate"
terllond beg^eeng, om haaren oorfprong na te (penren; te meer, dewyl k
zeker w.fl, dat er te vooren, buiten de Wateriuizen, eeen gedierte in 't wi
ter gevveeft was. TefTens fehoot my in gedachten, dat & raeermaals dierg 1 S
Spinnen m t water gez.en had; en haar gezwind heen en weder zwiinraca
gaf my du.delyk te kennen, dat het eigenlyk Water-diertjes moeften «eczen
i e r w y . ik nu met het onderzoek van haaren ooriprong bezig was, vielen inviiii
bcdeiikmgen op de roode wratjes of Luizen, die ik dikwyls aan de Waterliii
zen liad zien zitten: veelligt, dacht ik by myzelven, zyn dit de Eieren
waar iiit aeze kleine Spinnen voortkoiiien; "t welk my te aanneemelvkcr voor-
Kwam, om dat ze 00k rood waren. Derhalve nam ik ecnigen myner Wateriuizen,
aan welken zodanige roode Luizen vallzaten, en deed ze in eer
byzonderen, met zuu'er water aangevulden pot; voorneemens zynde, om dcz-
J^nizcn eens wat iiaauwkeiiriger te befchoawen; waarom ik dan 00k, zondcr
mtHel, eenigen derzelven in haare natuurlyke, verfcheiden grootte, en voorts
Fis. i. ™ ^is het Vergrootglas dezelven aan my vertoonde, afgemaaM
hebbe. Dus zien vvy in de .(te Fig. van Tak. XXIV. zodanig eene Luis, die
meei eene Neet of een Ei , dan een leevend en beweegelyk Schepzel selvkt
in Iraare natuurlyke grootte: miflchien was zy te vooren nog kleiner, tocii ze
Hechts als een Eitje, door de oude Water-Spin, aan de Water-Luis geplaatll
wierd. By vergrooting heeft ze de gedaante van Letter a. en vertoont
zieh Imal en langkwerpig, hangende met haar fpitze deel aan een der Ledea
van de Waterluis. Waarfchynlyk trekt zy 00k haar voedzel uit dezelve • gc-
~Fig. 2. ^y dagelyks zichtbaar in dikte en grootte toeneemt; en in 8 da»en de
Leu. 6. gedaante der ade Fig. verkrygt, die by Letter k vergroot te zien is. Zy heeft
dan 00k nog wel die fehcj-ie donker-roode koleur, welke zy van 't begin
a f had; doch haare geilake is meer Peervormig; en de aan dezen Peer zittciide
lleel is het werktuig, waar door dit Schepzel zyn voedzel inzuigt. Het is
eigenlyk een klem Kolfje, dat, door een diinnen hals, zo vail zi^t aan het
achterile dikke deel, dat het zelve, eens door de huid geboord zynde, iiict
Iigt daar van los te maaken zy. Waarom ik ook zelden zodanig een Luisie,
zonder kwetzing, hebbe können los maaken, van de plaats, waarop het vaft
zat. Voorts worden deze Luizen, dewyl ze 12 of 14 dagen noodig hebbeii,
eer ze volwaflen zyn, door den tyd ook nog iets grooter en dikker
Gedutirende myne onderzoeking dezer Schepzelen, zag ik in Swammerdjms
Nat. pag. 230. Tom. III Fi^. 4. dat hy onze Luis verbeddde, als
• • . , een
Lett. a
OER R U P S E N EN V L I N D E R S . 141
Pen Schepzel met pooten voorzicn. Dit gaf my aanleiding, om zodanig eeneTiB.
bviB volwaflen Luis, welke ik, met behulp van een icherp Pennemes, van--^-^"-
Je Waterluis afgeligt had, door een V^ergrootglas wat byzonderer te bcfehou-
•reii Toen zag ik'insgelyks, met groote verwondering, dat 'er, onder eene
tcdei-e huid, een met pooten begaafd rood Schepzel verborgen zat; Wiens
nooten'in znlk eene flrekking lagen, dat de omtrek van 't Lyf evenwel zyne
tonde gedaante behielde; gelyk in de beide met c. en d. aangeweezen I'iguuren,
die buiten gemeen vergroot zjn, gezien kan worden. Letter c. vertoont'-«'-
de ondervlakte; men ontdekt hier de 8 pooten in hunne natuurlyke liggmg;
e n van vooren een klein, kort, gefpleeten deel, dat het bor.Hhik uitmaakt;
waar aan de Kop fchynt te zitten. De bovenvlakte van dit Schepzel is by
Letter d. te zien; het zelve heeft een paar zwarte praiten,- welken ik, met'-'"-
SwAimiERDAM, voor de Oogen van 't Infeft houde; feboon my zeer wel betend
zy, dat de Spinnen anders over 't algemeen meer dan twee oogen hebben.
De kleine gefpleeten Kop valt hier van 's gelyken iets meer in 't gezigt;
en daar benevens ziet men ter wederzyde by de Letters e. e. ook eemg bewyst«"-«'
van de 8 pooten.
S 4.
Wanneer dit, in zyne huid verborgen zittende, Schepzel zyne volkomen
ryplieid ter geboorte bereikt heeft, drukt hetzelve het buitenvlies aan rtukken;
veriaat de plaats, in welke het tot hier toe aan de Waterluis gehangen heeft,
en vertoont zieh als eene wel kleine, doch volmaakte Spin; die haar gantfche
leten alleen in 't water, als haar eigenlyk Element, doorbrengende, ook bygevolge
• haar voedzel, tot den tyd van haaren volkomen Wasdom, daarin
weet te vinden. De s-le Fig. brengt ons zodanig eene Spin, die eeril uit ¿en-^'idop
gekomen is, in haare natuurlyke grootte, onder 't 00g; en op Letter f .
zien wy dezelve by vergrooting afgebeeld. Hier mede was myne nieuwsgieriglieid
wel eeniger 'raaate voldaan; door dien ik den ooriprong dezer kleine
Water-Spinne ontdekt had; maar dezelve was my echter nog niet volledig
bekend. Van waar toch kwamen de Neeten, uit welken zy voortgekomen was?
Ik kon my wel verbeelden, dat die door dezeli'de Spinnen aan de Waterluis
vailgehecht moellen worden; maar hoe ging dit in zyn werk? Ik kon ligdyk
nagaan, dat ik, byaldien ik daaromtrent iets met zekerheid bepaalen wilde,
mjne Spinnen naauwkeiu-ig had gade te Ilaan; en dat ik haar zelden uit het
00g verliezen, maar verder zorgvuldig waarneemen moeil:. Ten dien einde bragt
ik een deel myner Spinnen in heldere, ronde en met water gevulde glazen;
mdemaal alles veel duidelyker, en eenigzins by vergrooting, in dezelven te
zien is. Dit gedaan hebbende wachtte ik eerfl af, of myne Spinnen ook nog
grooter tlonden te worden. S 3 Zo u -
f-
3":! 'I-i!!
iiii"