S04 V E R V O L G VAN DE B E S CHR Y V ING
sT AxBx. v i t i ' " veranderinge te brengen; terwyl ik den daaniit
^^^^ui-voonkomsnäen Vlinder met eeti innig verlangen tc gemoece zag; doch 'er my
altoos in bedroogen vond; zo hebbe ik zullis hier te kennen willen geeven
op dat andere Liefhebbers zieh niet op gelyke wyze bedriegen. '
, Deze Riips naamiyk is niets anders dan eene vervvifleling van de zogenaamde
Appel-en VVilge-Rups, welke ik alrede in 't eerfte Deel, op Tab. I. van
de eerile Clafle der Nachtviinders, afgebeeld vertoond, en, benevens haare
Yerandering tot in een Vlinder ,_'-beft:hreeven hebbe. Doch haare byzondere
cieraaden misleidden my in zo verre,9dat ik haar in den eerflen opOag voor
eene gantfch andere foort hield, en'Van gedachten wäre, dat 'er een byzonder
my nog onbekende fchoone Vlinder iiit voort zou komen; tot dat ik,
dezelve eitelyke reizen ter veranderinge gebrag(-Iiebbende, door den Vlinder,'
die 'er uit voortkwam, van het tegendcel overtuigd. wierd. Zy verfchilc alleen
daarin van de aangehaalde Rups, dat ze in haaren'geei - groenen grond met
verfcheiden roode vlakken vercierd is; en dat haare i6 pooten, benevens de
vreetpunten, van gelyke koleur zyn. Voorts waren de Zeven fchuinfe ftreepen,
en de rechte linie, welke van den kop tot over de drie eerfle ringen loopt,
mitsgaders de tedere bezooming van den blaauwachtig-groenen kop, van eene
zeer frifche en geele koleur. Dit alles geeft der Rupfe eene uitneemend
fchoone gedaante, derwyze, dat ze die van 't eerile Deel verre overtreffe,
gelyk een kundig Liefhebber terftond gewaar kan worden, als hy de moeite
gelieft te neemen, van ze beiden met elkander te vergelyken.
I T
Drieerläe ztitneemendfraaie foorten van VL I N D E R S ; behoorenät
tot de t-iueede Cbjje der Nachtviinders.
eze drie uitneemend fchoone foorten van Nachtviinders hebbe ik van
een waardig Vriend uit Augsburg ontvangen, om ze afte maalen;
met een bygevoegd berichc, dat ze in die Landdreek gevangen waren. En
fchoon ik bekennen
nioete, dat ik dezelven, uitgezonderd die van Fig.
nog niet gezien had, veel minder hunnc Rupfen kende; zo hebbe ik tcch
niet können nalaaten, dezelven, om hunne bevalligheid en fchoone tekeningen,
den Liefhebberen der Infeften in afbeelding bekend te maaken.
T I B .
X X X D T ,
CiASSIS U.PAFILIOJSTVIK J\r0CTVTlJSr0KVii .
fllil .iiiil ! 1131«.
llii " I llil
l l
!
. . I M i ans
iiiä:
II;
i ä s i t
mm
Iii