mMrn
Trtn,
xva.
98 VE R V O L G VAN DE B E S CHRY V ING
van 't zelve een half kogelvormigen Duin of Vefting bouwt, waar iiit het
da ract Koorn belaaden Mieren op eene lillige wyze aanvalt, en doodt. Dat
00k anderen kennis van die Infeft gehad liebben blykt uit de Schryvcrs, dii
de Heer Scheuchzer, in zyne PBy/ica facra Over Job, aangehaald lieeff
alwaar hy, in het derde Deel van den Augsburgfchen druk, />ag. 323. zegt'
de aart en wyze, op welke de Mieren - Roover zynen buicmaakt, wordt 011s
door zeker Dichter in de Hihl'wth, PsiüvluftiZ n. niet onaartig in deczei
voegen befchreeven:
Eß Formkaieon fonnkarum Leo, qui fe
Pulvere cmlepelit, hkqtie latenio manel.
Formk/e dmn pratereunp, pta farra traheiites,-
Prodit ab inßdUs, has fpoliando necat.
Waarvan de zin hier op uitkomt:
De Mieren'Roovir, Leewji der Mieren, ieet op rooveii,
ßegraaft zieh in het zand, en fchuilt in 't Moorders-graf.
Roh dan een Mier, terwß zy.graanen torfcht, van boven,
Zo fehlet ky toe, en neemt haar V Uetie leven af.
_ Des TOoetea 00k anderen ons Inreft reets gezien hebben; fchaon men 'i
aiet omllandig en volledig door hen gemeld vinde: dan of het ooit door een
Duitfchen Schryver naauwkeurig befchreeven zy, hebbe flc tot nog «je Iii«
tonnen ontdekken.
f 4-
Ik zai myne befchryviiig aanvangen met een bericht ian den trechteraclitigen
kuil, of de holligheid, die de Mieren - Roover vervaardigt; en om dir tc
klaarder te doen, hebbe ik 'er verfcheiden o^ Tab. XVII. afgebeeld; waarin
men ons Inieil, fchoon meefial verborgen, telkens in eene andere werkzaaraheid
zal aantreifen. Deze kuüen zyn, den gantfchen Zomer door, in zandige
gronden, doch meeil in de Bofchen, onder de boomen, of op plaatzen, daar
ze voor den regen bedekt zyn, in onderfcheiden grootte, te vinden; echter
nioete ik zeggen, dat ze nooit zo naby elkander gezien worden, als ze op
deze Tab., by gebrek v.nn riiimte, geplaatft zyn. Reets in de eerfte jengd ver-
Tsardigt onze Worni een kuiltje, evenredig aan zyne grootte. Uit dien hoofde
•vincit
DER R U P S E N E N V L I N D E R S.
,™dt men 'er, welken zo klein zyn, als 'er zieh een in de ifte voor-T«.
aoet: doch zo dra hy wat grooter geworden is, hecft zyn kmltje de gedaante
nn de atte Fig., en zo vervolgens; tot dat hy , volwalTen zynde, een kml„ j.
vorroc, Wiens middellyn van bovcn de lengte heeft van 2 en drie duimen;
ja zomtyds is dezelve nog langer, naar maate dit de zandgrond yafter of rulicr
zV. Een zo grooten, en als een trechter uitgehoolden kuil ziet men, in
¿e Fig. De Mieren - Roover zit aldaar niet in't raidden, maar aan def/¡.3.
zvde onder 't zand verborgen; ter welker plaatfe dan cok zomwylen eene
íameíyke verhooging te befpeuren is, gelyk de Letter a in deze Flg. aan-i«'-
wyll. Doch in deze gefteltenis vindt raen hem alleen by dag; maar des nachts
zìi hy gemeeiilyk in 't midden, akoos met eene open vangtang, die hy
over dag zomtyds in 't geheel niet zien laat. Ondertuffchen, het zy hy dezelve
vertoone, of verborgen houde, hy is Heeds waakzaam; want kernt 'er eene
Mier of eenig ander Infefl, zynen kuil tena, zo kcert hy zieh eensklaps om,
gelyk de 4de Fig. by Letter b en c vertoont. Hy begeeft zieh dan in
mar 't midden van zyn hol: waar toe hy zieh omkeeren moet; om dat hy^^ ^
zieh nooit voorwaarts, maar akoos achterwaarts beweegt; en daarop
werpt hy met zynen iets breeden kop het Zand verre uit; zo als wy
hier onder nader zullen zien. Hier door maakt hy niet alleen den kuil
dieper, maar vangt 00k het Infeft: want het reets in den kuil zynde
Infeft, dat zieh, uit hoofde van het aan de zyden fchuins afloopende
ruüe zand, niet vafthouden, en niet gezwind genoeg ontvluchten^ kan,
Vfordt dus doende naar 't middelpunt gedreeven, en vak eindelyk in des
Roovers vangtang, welke by die gelegenheid akyd open fiaat;'t geen in de^^
jtls iig. by de Letters d en e afgebeeld wordt. Wanneer het Infeft gevan-¿j,;_ ¿
gen is, houdt onze IHlige en in 't zand verborgen Vos hetzelve gemeenlyki.»
in znlk eene geflake in de hoogte, als in de Fig. by Letter f. raetjr,^.
cene Rups te zien is; en zuigt 'er in diervoege al het fap uit, zonder ietsZc/c./;
»an 't lichaam te verteeren; dat hy, fchoon uitgezoogen zynde, door middel
van zynen kop, buiten den kuil, en zelfs tamelyk verre, weet weg te werpen.
Doch terwyl hy maakyd- houdt, vertoont hy zieh niet akyd; want zo dra
hy befpeurt, dat hem iemand nadert, verbergt hy zieh met zynen roof onder
èct Zand, zo dat men noch hem, noch dezen gewaar worde.
5-
Dus iyn het, gelyk boven reets gezegd is, niet alleen de Mieren, welken
onzen Worm tot fpyze dienen ; maar hy pakt ook andere Infeften
»an, waniiecr ze hem niet te magtig zyn. Ik hebbe myne Koftgangers menigmaal
Spinnen, PilTebedden, kleine Vlinders, en andere Infeften vooi^eworpen;
alle welken zy, zonder onderfcheid, aanpakten en nkzoogen; doch
meellal hebbe ik ze met Vliegen, welken ik de vleugels afffok, gevoed; en toen
my zulks al te JaíHg viel, ftrooidc ik een weinig poeierzuiker op het.zand,
N I en