i l r
Mm
( 2 4
N A B E R I C H T
R A A K E N D E D E N
M 1 E R E N-R O O V E R of M I E R E N-I. E E U W.
Ko n na dac onze Vertaaling van des Heeren Rösels befehTj^ving- van den
Mieren-Roover-, ook Mieren-Leeuw genocmd, afgcdmkt'was, had
de beroerade onderzoeker der Natuurlyke Hiftorie, de Heer P. Bodd.iert,
de goedheid, van oiis, nopeus dit Infeft, met eene eigenhändige Mißive uic
Utrecht, te vereeren. Zyn Ed. gaf in dezelve te kennen,, dat hy, vermits liet
Werk van den Heer Rösel zo fniai in 't Hollandich voortgezet wordt, nict
kon nalaaten, ons eenig bericht omtrenc den Mieren - Leeuw niedc te deeletij
en deswegens het volgende te melden.
„ D e Heer Rö s e l , naamlyk, ontkent de affchieting der Huid van den Mie«
5, r e n - L e e u w ; welke de Heer JuLiA.'iNS, Apotheker en kundig Liefhebber der
„Natuurlyke Hiftorie alhier, echter dikwyls heeft waargenomenen die ik,
5,zo by hem, als by eigen ondervinding, gezien hebbe: welke byzonderheii
„ o o k door den oplettenden Heer Houttuin al gemeld is, in zyne Nat. Biß,.
„ X i l ^ e Stuk, bladz. 92; alwaar zj'n Ed. zcgt; Ik heb äaarin ook gezien,
ytäat voor de Ferandering^ rtiser dan eens van Huid verwijjelen^ gelyf;
„zyn Ed. (¿e Heer Juliaam^ my hadt gefcbreeven, dmr hem opgemerb
„te zyn,
„ D i t Huidje nii, dat de Mieren-Leeuw afwerpt, is reer wit en doorzicli-
„ t i g ; doch de Hoorntjes, of Nypers, zyn bruinachtig. Indien UEd. zulk eene
„afgefiroopte Huid mögt nodig hebben, zal ik 'er een overzenden, enz.
Op dezen vriendelyken Brief en heufche toezegging, is verder, op ons verzoek,
gevolgd, de overzending van het Huidje zelve; dat wy, met veel geiioegen,
ter onzer verzekeringe, gezien hebben. Het zelve is ten naaiien by
van die grootte, als 'er een Mieren - Roover In de lode fig, yan Tab. XVlll.
hiervoorens afgebeeld flaat. De koleur is wit, en de Vängtang, of Nypers,
zyn bruinachtig, zo als zyn Ed. in zynen Brief reets gezcgd heeft. Voons
had
digt denKelven op eene veel eenirouiiiger wyze, dsn de Mieren-Roover; nademaal Iiy alleen
het Zand naar alle kanten in de rondre uitwerpt, en 'er zo lang naede voortgaat, tot dat
zyn kuil de diepte heeft, welke liy noodig oordeek, ionder te vooren eene eirkelronds
groeve gemaakt te hebben. De Heer •uan Geer heeft dit Infeil in 't XlVde Boek zyner
, Sweedfche Verhandel ingen,187. volgens de Hoogdnitfche Overzettjng, beichreeven.
K l e e m a n s .
N A B E R I C H T, • is ?
14d zvn Ed. de goedheid van 'er de volgentle Aaninerking nog by te voegcn.
Wat het Dier zelve aangaat, de Heer De Reaomur meldt m zyne Mem.
Mar fervir à r Hiß, des InfeBes, Tom, Xl^il, p. i. en -112. dat ze 111
Poitou van vcrfchillende grootte zyn,- en veel grooter dan on)trent Parys.
"Ook zeit genoemde Heer De Reäumuü, ter aangohaalder piaatze, pag. 133.
"dat wiSmeer men de Mieren-Leeuwen van honger laat ilcrven , zy onken-
"baar worden; doch ik hebbe het tegendeel ondervonden. Acht dczer Oiercn
"in eene Ko'.n ni2t Zand hebbcnde, zyn ze in twee maanden van honger gellor-
"ven, zonder dat ze verraagerd waren. Verder fchryft hy, pag. 134.^ dat île
"il&fCB-ieeata een Leeuw is voor den Mieren-Leeuw, het welk ik in de
" ô iaaren, dat ik Mieren-Leeuwen heb gehad, nooit ondervonden hebbe.
" De Heer De Rjîaumuu had ook, zo min als de Heer Rü s e l , dit afgellrookte
Huidje van den Mieren-Leeuw gezien, dan in een Huidje, 't welk
"de b:roemde Natuurkenner de Heer Bonnet, hem van Geneve gezonden
"had. Hy zegt, pag, 162. Monfr, Bonnet a eu, et r,i a envoyé la depouilk
Upe par un de ces derniers Formica Leo: en denons nous conelurre,
"m:il leur efl particulier, de changer de peau-, ou devons nous penfer, que
"lis dépouillés, que laifsnt les Formica Leo ordinaires, ont efchapé à ceux,
",gm les ont obfervéz jusqu'ici? Car je ne facbe perfonne, qui les a vues,
"ûat is: De Heer Bonnet beeft gehad en my toegezonden een afgeßrookt
Ibuidje van een der laatflgemelde Mieren-Roover s (of Mieren-Leeuwen:)
„)»»««» viy daar uit befluiten, dat het hun hyzonder eigen is van buid te
„veranderen; of moeten wy denken, dat de huidjes, welken de gewoone
„Mieren-Leeuwen afleggen, door de genen, die ze tot beden toe waargeno-
„men hebben, over 't hoofd gezien zyn? want ik weete niemand, die ze
„gszien heeft,
„ D e Heer Geoffiioi maakt ook, in zyne Hift. Jbreg des Inf Tom, IL
„pag. 257 en 258. geen gewag van de añegging dczer huid; zo min als de
„He« Pluche in zyne SpeS, ''de la Nat. fem. /. pag, 225. De eerrte, die
„het hier te Lande'gezien heeft, is de Heer Ju l i a n s , gelyk ik te vooren
„gezegd hebbe.
„Wat het gevleugeld Infect aanbelangt; de Heer Linn,eüs had het écrit
„onder zyne Himerobii gefchikt, Syß, XI, pag, 550. N. 4. alwaar zyn Ed.
„iiet noemdc, Gaasvlieg, die ruig is, met de IVieken gewölkt, de aderen
„bairig en de fprieten knodsachtig. Zie Houtt. Natuurl. Hiß, XII'' Stuk.-
„pag, 89. In de XIIJ« Uitgave pag. 915. maakt de Heer Linnjeus 'er een
„byzonder geflacht van, dat vyf foorten behelll. Van welken de eigenlyke
„Mieren-Leeuw de tweede is, en dien hy noemt; Mieren. Leeuw met een
„wit vlakje aan den acbterßen rand der Vleugelen. Doch dit wit vlakje vinde
„ik in de Mieren-Leeuwen, welken de Heer Juliaans en ik opgekwcekc
„hebben, niet; ook niet in de afbeeldiiigen van den Heer De Reaumur,
„Tom. IV. Tab. IL Fig. 6. 8. noch by Ge ö f f r o i , Tom. IL Tab. XIF. noch
»by Sc h i f f e r , Ekr,i. entomol, Tab. LXV, ; maar wel by gemeiden Sc h ä f f e r
1
1
i ! ' :
R 3 Ir.- II;.