2 6 V E R V O L G 7AN n« B E S CHR Y V I N G
i
Tab. V. hcbbc ik echter niet langer willen lütftellen, de befchryving van de Rups,
van de Pop en van den Vlinder mede te deelen, nademaal myne begunftigers
my in ftaat gefteld hebben, om zulks te können doen. My is naamlyk niet
alleen de echte Afbeelding der Rupfe, der Poppe en den natuurlyken Vlinder,
uit Lübeck, giilhartig gezonden; maar de Hoog Vorffl. Anhalt - Zerbfche
Raad en Lyf- Ans, mitsgaders Staäs - en Lands - Phyficus der Heerlykheid
Jever, Heer Dr. P. H. G. MOEHJUNG, heeft my, reets een jaar i
R U P S E N EN V L I N D E R S . » 7
jonge Rups te voorfchyn komt. Staande dien tyd Hgt ^e tweevoudig in 't Ei , te zamcn
geboogenj met het af loopen dier dagcn byt 2,7 door de Eierfchaale heen> en zomwylea
gcbeurt het, dat ze, voor dat ze de bladeren der Plante, waarvaix zy haar voedzel zal
trekken, beknaagc, de Eierfchaale ten dcele verteert, gelyk 00k wel andere Rupfen doep.
Aanvangklyk zyn deze jonge Rupfen beider bleek-groenj doch zo dra zy Tan de groene
Haderen gegeeten hebben, worden ze groenerj en haar itaart-hoorntje, dat ze bereids uit
het Ei mede brcngen, het welke, hoewel dan iets korter, cvenwel mdcrhand fchielyk ryiie
lengte verkrygt, is in 't begtn van 's gelyke helder-groen. en wordt eenigen tyd daarna
donkerer en zwart. Na verloop van 6 tot 6 dagen verrellen ze viermaal; en wamieer ze
liog klein en jong zyn> bezittea ze reets de bekwaamheid. om eea tederen draad te fpinnenj
het welk zy in haaren volwailen toeftand niet mcer doen. Na de derde verandering
v i n huid wordt men eerft gewaar de zwartc bezooming om den Kopj benerens het purper
roode of yioletkoleurige aan de witte zydeftreepen} die te vooren Over 't geheel alleeal
y k wit waren. Na de vierde Vervelling groeien ze nog omtrent 10 dagen. Ten einde van
dezelven, als ze, van 't Ei af, over 't geheel 4 of 5 wecken in de Rupfen geftalte doorgebragt
hebben, verbleeken haare fchoone koleuren. Zy beginnen te zweeten, gelyk de
Rupfen van de Doodshoofd-Vlindersj worden onruftigj gebruiken geen voedzel meerj
entledigen zieh van haare vuiligheid, en kruipen eindelyk in de aardej al waar ze eene
holligheid of een verblyf maaken} in 't welke zy veranderen in zodanige Poppen, als de
Heer RÖfel op Tab. V. Fig. 3. afgebeeld heeft.
Men vindt deze Rupfen in Augußut en Septemher rolwaiTen i cn, in Poppen veranderd
xynde, blyven ze den Winter over, tot in de volgende roaand Juny of July liggeuj
waarna'er zulk een groote Vlinder, nog voor 't aanbreeken van den dag nvt voortkorat,
als 'er op Ta^. V. afgebeeld is. Het kan 00k zomwylen gebeuren, dat eenigen dezer Poppen
twee Winters doorftaanj en bygevolge, eerft in het tweede jaar na haare verandering>
den Vlinder uitgeeven. Doch de Poppen, die langer blyven liggen, zyn gemeenlyk weg?
en 'er komt gecn Vlinder uit voort. Deze Vlind^crs draagen hunne Vleugels zelden zo
Pylvormig, als veele anderen dezer Claifei en gelyk hy in de 4de Fig. vertoond wordti ze
liggen gemcenlyk dakvormig op het achterlyfj invoege dat zy het zelve meeftal bedekkenj
op zodanig eene wyze als by den Paauwen-oog- Vlinder in 't Ecrfte Deel, in de eerße
Clalfe der Nachcvlinders, Tab. 1. Fig. 4. en den grooten Vlinder van de Winde-Rups op
Tab. VII. der gcnoemde Claffe, plaats heeft. Deze Vlinders leggen de Sprieten, welken aso
de Maimetjes iets dikker zyn, dan aan de Wyfjes, in 't ftille zitten achterwaarts, en 10
naauw onder de vlcugelen aan 't lyf, dat 'er in die geihlte niets van te zien zy. Daar cn
tegen trekken zy dezelven, ali ze viiegen willen, naar benedeni terwyl ze eenigen tydiang
iidderen en trillen, eer ze hunne vlucht beginnen. Deze trillende beweeging befpeurt mea
aan hun, omtrent ichemer-avondj en zo dra de nacht beglnt, begeeven zy zieh op da
vlucht} zocken hun voedzel en wedergadej die gevonden hebbende, zyn ze, gelyk veelc
andere Nachtvlinders, langen tyd bezig met het paaren. Hunne vlucht is fneU doch over
dag houden zy zieh llil en fchyncn te Ilaapen. Ten aanzien der koleuren en der groottc,
befpeurt men zomwylen by deze Vlinders eenig onderfcheid: want men vindt 'er die iets
kleiner zyn, dan de Roielfche afbeelding, mitsgaders frifcher van koleurj en wederom ook
andcj-cn, die min frifch van koleur zyn.
K1.EIMANN.
V^re^rd met zvn fchryven; in 't Welke hy my, ncvcns zyne goedkeunngl^». V.
^ e r l - n Werk! ook eene Afbeelding en befchryving de^cr Rupfe, cn haarer
Vmntoin.7goed^unftig mededeelde; waarvoor ik hem nog by dezen dankb
e m l w ^ L T d e ^ y i hy 'er teffens by geliefde te melden, dat zyne aanmert
ng n i b S n d e deze Rups, alleenlyk byvoegzels waren tot de befchiTvmg,
die -er de Heer DE READMUR van gccft; zo hebbe ik ook het Werk van
d L Schryver daarover nagezien, en hier uit is dan de volgende gebooren.
De Heer DE REAUITOR heeft deze Rups in tweeerleie geftalte lasten afbeelden;
Czie zyne Hiß. des InjeSiS. Tom. IL PL 20. Fig. i e« 2 . ) te weeten,
eens zo als zy gewoon is te ruften, en ten anderen zo als zy «itgellrekt
haare'n weg vervordert, of haar voedzel zoekt. Uit hoofde van de geftalte,
die ze in 't ruften vertoont, heeft hy ze den naam van Sphinx gegeeven.
Want in dezelve houdt zy zieh met de haakjes van haare buikpooten aan een
takie vaft; en dan is dat gedeelte, waaraan die pooten zitten, bykans even-
•wydig met het takje; waar tegen haar Voorlyf, om hoog geheven, genoegzaara
rechtftandig met den tak is; zo dat ze in die geftalte niet ongelyk zy
aan het verdichte Dier der Egyptenaaren; dat het opgcheven aangezigt eener
Vrouwe, maar het lichaam van een liggenden Leeuw had; en van hun Sphinx
genoemdwierd. Vermits nu onze Rups dikwerf halve, en zomtyds gcheele uuren
m die geftalte blyft zitten, zo verdient ze boven anderen dien naam: want fchoon
'er meer Rupfen, en in deze en in de tweede Claffe der Nacht-Vlinders, zyn, die
menigmaal in zulk eene geftalte gezien worden, zy blyven 'er echter nooit zo lang
in.
§• 3-
De iSe Fig. onzer Vd« Tab. vertoont ons deze Rups in haare uitgeftrekte^,^_
lengte,- wanneer zy, volgens het getuigenis van den Heer DE REAUMUR, drie
duimen en eenige linien lang is; of, volgens dat van den Heer MOEHRING,
de lengte heeft van eens Mans raiddelften vinger, en de dikte Van een
kleinen vinger. De aJ« Fig. b,rengt ons dezelve in die geftalte onder 't oog,r,;f. j.,
waardoor zy, als gezegd is, den naam van Sphinx ontvangen heeft; en daarin
fchynt ze naauwlyks 3 duimen lang te zyn; dewyl het lyf dan meer te zamen
getrokken wordt. De grondvetwe is aan deze beide Figuuren över *t geheel
fchoon groen; nochtans kan 't wel weezen, dat de cieraaden, waarmede deze
Rups pronkt, ten aanzien der koleuren, in verfcheiden Rupfen anders uitvallen;
hoedanig iets uit de beide, my toegezonden, Afbeeldingen blykt; waarom
ik ook niet verzuimd hebbe, zulks gade te Haan in myne Figuuren; die
wy nu verder wat nader zullen befehouwen. In de bovengemelde ifte Fig,
hebbe ik de afbeelding der Rupfe, die my uit Lübeck toegezonden was,
gevolgd. De platte en ovaalronde Kop, waardoor dit Infefl: van anderen dezer
D 3 Claf