l l l f l f " ' " '
-iriliS:'^''
Iii!
120 N A ß E R I C H T.
T A B .
X X I I .
„Infea. Ratisbon. Tah. XXII. en Tab. LXXIV.'
Ten beduite belooft de kundige en veel geachte Heer BO D D A E R T ons no;
eenige Aanmerkingen te ziillen mede deelen, zo ovcr het Eerße en Tvieäi
Deel dezer reets uitgegeeven Natuuriyke Hillorie der Infeften, als wel voornaamiyk
over de Polypen, die in dit Deel voorkomen. Ter verviillinge van
welke toezegging zyii i^ii. vriendclyk verzochc wordt, cerwyl we lieni op de
verplichtendfte wyzc voor de reets genoinen niocice bedanken; en ons grootlyks
verfchuldigd hoiiden aan de opmerkzaamheid van den Heer JuLiAANs,ali
hier te Lande den ecrfi-en ontdekkcr der afgeftrooktc hiüd des Mieren • Roovers; daar
zo veele Onderzoekers der Infeften te vergedich naar gczocht hebben. Dit leert
ons op nieuw, dat de Natuurleer voor den opietcenden onuitpLittclyk is; eii
da: 'er, zo lang de nafpooring de Licfhebbers aannioedigc,.. ook nog veele,
te vooren onbekende, geheimen der Natuure oncdekc kiinnen worden.
De groot e W A T E R L U I S dezer Ceweßen, met t-ives
•pooten, en eene zondcrlinge Luchtpyp,
De Waterhüzen, fchoon ze in den eerften opfiag veel gelykheid hebben
metdeKevers, maaken nochtans een byzonder geflacht van Infeäen
uit, en zyn voornaamlyk, in de eerile plaacs, daar door te onderfcheiden, da: ze
geen verandering ondergaan. Zy körnen niec, gelyk veele andere Infeften, als
Wormen iiit de.Eieren voorc, maar verfchynen terfrond, nie het Ei kriiipen^
de, in hunne volkomen geftalce, als zespootigc Schepzelen: allcenlyk vcrkrygen
de zulken, die mec vleugelen voorzien zyn, dezelven eeril na de laatße
verandering van huid. Deze Luizen hebben, ten anderen, geen Tanggebit,
maar een deckenden Zuiger, waar door zy haar voedzel in zuigen. En ten
dcrden, zyn de half doorzichtige bovenvleugels der gevleugelde Luizen, van
een gancfch byzonder niaakzel; zeer verfchillende van dat der andere met
diergelyke vleugelen begaafde Infeften; door dien dezelven, geflooten zynde,
op de bovenvlakte van den rüg, een uitgelpreid Kruis vertoonen.
Doch dit geflacht van Infeften beftaat uic veelerleie foorten, van onderfcheiden
aart; en men vindt 'er ettelyken ook in onze Gewesen, die ovcr 't
algemeen in Land-en Water-Luizen te verdeelen zyn. Het aantal der eerften
is grooter, dan dat der laatften. Tot de Land-Luizen brengt men, vooreerft,
de bekende Weegluizen,* v^anc fchoon zy tot dat flach behooren, aan't welke
de
C l M E X ^ O J ^ T J C U S .
i
Mb
• i l i f ' : ^