V E R V O L G VAN DE B E S C H R . Y V I N S
TAI. V. heid gadeflaat. De Koleur der Poppe, welke voorts, in geftalce, weinig
veifchik van de overigen dezer Clalfe, vak uit hct Köper-roode in 't zwartbruine.
De Vlinder komt gemeenlyk in de maand July des »olgenden jaars uit
deze Pop te voorfchyn. Ik iiebbe denzelven zeer naauwkeurig naar een origineel,
waar mede een goed Vxiend myne Verzameling verrykt lieeit, afgebeeld;
en wy zullen hem nu in de 41)5 en 51!= Fig. eens wat nader befchouwen.
$. 6.
De dikte van 't achcerlyf geeft ons in deze Figiiuren te kennen, dat de 41!!
m ^ het Mannetje, en de het Wyfje vertoont. De Köleuren en de overige
cieraaden hebben aan beiden tamelyk vcel overeenkonill ^ hoewel ik niet
twyifele, of zommigen zullen wel eens donkerer of helderer uitvallen; even
als dit by de andere foorien van Vlinders 00k gebeurt. Het Achterlyf pronkt
ter wederzyde mec 6 roozenkoleurige, en zo vcel donkere dwarsilreepen;
welke ftreepcn, van boven, in de lengte doorfneeden worden, door een
breeden helder-bniinen flreep; die in 't midden eene donkere Linie vertoont.
Het Voorlyf is op zyne g-antfche bovenvlakte, tot aan den Kop, volkomen
donker zwart-bruin; doch aan de zyden helder - briiinachtig, gelyk de Kop;
die van vooren eene donker bruine plaat heeft. In denzelven ftaat een paar tamelyk
groote, bruine, blinkende Oogen; en boven dezen hebben de prisraatifche,
witachtige Sprieten hunne Inleding. De zes Pooten ziet men ook bruin van
Jcolcur; doch wat de vier Vleugels betreft, de bovenilen zyn in dat opzicht
zeer onderfcheiden van de onderflen. De eerftgemelden zyn, gelyk aan alle
Vlinders dezer ClalTe, ecnigzins fmal; en hunne Koleur, die-nu helderer-,
dan donkerer-bruin is, gelykt niet kwalyk naar een ftukje gevlamd Pokfiout,
Doch aan den achterften rand hebben ze eene fmalle bruine bezooming,- op
deze Voigt een helder-bruine, breede Kronkel-ilreep, die weder wit bezoomd
is; welke bezooming aan de uiterlle fpitfe te niet loopt: daarop konit 'er een
andere bykans even zo breede, graauwachtige en wit bezoomde kronkel-ftreep;
en na dezen eene geflingerdc, zwarte linie, längs welke eene witte heen
loopt, die zieh aan de Vleugelfpitzen verlieft. Voorts is aan deze Vleugelen nog
in 't byzonder, aan derzelver uiterlle fpitfe, eene donker-bruine, en daamevens
eene groote heJdere Vlak te zien; in welker midden een zwart, hoekig
dwarsftreepje ftaat. Voor 't overige zyn deze Vleugels met verfcheiden zwarte
äderen doortoogen. De Ondervleugels zyn veel frifcher van koleur; de grond
is roozenverwig; en door denzelven loopen drie breede, zwartbruine dwarsilreepen;
dan naar den «itften rand toe verlieft zieh deze roozen - koleur in 't
helder-bruine. Onder de Afbeeldingen, welken ik van den Heer MOEHRINO
ontvangen hebbe, was een Vlinder met recht opftaande, of boven zieh te
zamengevoegde Vleugelen; niaar fchoon het den Dag - Vlinderen allcen eigen
l y , hunne Vleugels fteeds op die wyze te dtaagen, gefchiedt zulks echter ook
Bienigraail van de Nacht-Vlinder«; wanncer ze niamlyk trotfch zyn, ofhunne
Vleu