• IIILJIL'^'
.fiSi'ti
lì, •
Ì 8 I V E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V I N G
I T
De G A L - W E S P E , van welke de aon de Eikeboomen, tiafchen
een hlad en takje groeiende, groote m ronde Gal-oppeb
hun oorjprong hebben; benevem haare verandering en
andere Eigenfehappen.
TAB. T~ \ a t 'er verfcheiden GewalTen aan de Planten gevonden worden, die
I x x v i " I Jhunnen oorfprong natuurlykervvyze niet van de Planten zclven hebben,
maar door een Infeft veroorzaakt worden; en welken de Schryvers, mzonderheid
MALPIGIUS en DE REAUMUR, Gallen of Galappels noemen, is alredc in
het Tweede Deel, by de befchryving der Hommelen en Wespen (^bladz. 512.)
gezegd; wanneer ik teffens aangetekend hebbe, dat dezelven, zo wel in gellake
en koleur, als ten aanzien hunner andere Eigenfehappen, zeer veel van elkandcr
verfchillen. IntuOTchen is't echter te verraoeden dat'er, onder alle Planten, geen een
irewas gevonden wordt, aan 't welke meer diergelyke GalgeWaflen voortkomen,
San aan de Eiken; van welken de Heer D E REAUMUR beweerc, dat 'er zelfs alle
foorten van Gallen aan te vitiden zyn. Alhoewel ik nii die Helling niet zonde
durven verdeedigen, noch könne zeggen, dat ik alle de foorten van Gallen
des Eikenbooms gevonden hebbe, kan ik echter melden, dat my reets Zevenerleie
gewaflen aan denzelven voorgekomen zyn, welken van even zo veelerleie
Wespen Hunnen oorfprong hebben; die ik in dezen kortlyk zal aanhaalcn.
I . De eerlle dezer Gallen is de groote en ronde foort, van welke ik thaos
cmftandiger meene te fpreeken; die doorgaans voortkomt in den hoek, welken
het Eikebhid en het takje, daar 't aanzit, uitmaaken.
i . De tweede is eene iets kleiner foort, van gelyke koleur als de voorige;
doch deze zit altoos aan de ondervlakte van 't hlad.
3. De derde groeit 00k aan de ondervlakte, is t' eenemaal lond, maar niet
wel zo groot als eene Erwt. . ^ ^ ,, ji,
4. De Vierde is eene half kogelronde of eemgzms ingedrakte Galle, (Ue
met haare platte vlakte aan de onderzydc des blads zit. Men vmdt dezeW,
voor dat ze nog tydig is, met hoogroode, verheven, ruuwe en op een geelcn
grond ftaatide dwarsftreepen verderd. Haare grootte evenaart die van eene
halve Zuiker-Erwt, of van een klein knoopje- , ^ , r
• c Eene foort, welker geftalte en gedaante'veel overeenkomft heett ra^t
eene Heppen - druif, of met den Zaadknop van eene Vlierbloem, i« de vyfde,
•welke de Heer DE REAUMUR Artifehokgallen noemt. Dezelve wordt nieclta
aan 't iiiterlle einde van een takje, zomwylen enkeld, en 00k wel twee
drievoudig te zamen zittende, gezien. ^
VssF^ Galiahvm CXyjERJsyiJR.vjk
Ii!;: rJii: 1 II:
ii