Iii;
IJO VE R V O L G VAN DE B E S CHR Y V ING
TAB.Xxr.zyn de genieenden; en liebben ter zyden aan ieder lid eeii wratje, op ha
welke een bofchje van lo of 12 hairen ftaat. De kolem- dezer Wormen van
boven is, deels roodachtig Kaneelvervvig; deels hebben zy in dien grond
Citroen - geele ftrecpcn; en anderen hebben eene koleur uit deze beiden tc
zainen gemengd; daar en boven zyn ze van onderfcheiden grootte. Wanne«
deze Bladluis-Vreeters omtrent 14 dagen geleefd hebben, is de tyd hiitraa
veranderinge daar, en als dan zoeken zy of een te zanien geboogen biad, of
eene andere bekwaame plaats, waar in zy ecne liogelronde behuizing van
Witte zyde cm zieh heen fpimien; van welke behnizingen de^ grootlie iiiei
uitgebreider is, dan eene groote Erwt. Hier op veranderen zy in eene Pop,
en blyven, zo de infpinning nog in de warme maanden gefchied is, àie
weeken in dit hnn verblyf liggen; doch zo ze zieh niet voor September ingefponnen
hebben, komen zy eerft in 'c volgende voorjaar aan den dag. Ha
uit hmi gebooren gevleugelde Infeft heeft een zeer lang lyf, gelyk dat der
Nimphen is; doch des zelfs vleugels zyn breeder, dan die der gcmeent
Nimphen; en als het ftille zit, draagt het dezelven dakvorniig te zanien gevoegi
Deze Vleugels zyn bniten gemeen teder en doorzichtig, derwyze, dat 'er kt
lyf der Nimphe door heen fchyne. Dit lyf is van een aangenaam hdder
groen, en menigmaal blinkt het 00k als gond. Van even dezelfde koleur ii
mede het borlllluk; en de wederzyds uitpuilende oogen zyn insgelyks blinkend
goudverwig.
S- 29-
Dus ziet 'er het eerfte geflacht der Bladluisvreeters uit, dat de Heer Dt
Reaumur befehryft; en de daar uit voortkomende Nimph houde ik voor dezelfde,
als die gene, welke in de 40= Fig. van Tab. XXI. afgebeeld is; di!
een ieder te duidelyker zal blyken, wanneer hy zyne befchryving inet de
myne vergelykt. Veelligt zou iemand können denken, dat er een cnderlcliem
wäre tulTchen de myne, en die, welke de Heer De Reaumur befchreeveii
heeft, om dat hy haare Vleugels buiten gemeen teder en doorzichtig noeiiit;
en niet zegt, zo als ik gezegd hebbe, dat ze groen zyn. Maar de V eugels
myner Nimphe zyn ook buiten gemeen teder en doorzichtig, ja zelfs helteer,
dan ze in de Äg. voorkomen ; fchoon ik ze daarin zeer natuurlyk atgebeeiJ
hebbe: de koleur valt hier alleen iets donkerer uit; om dat alle de ädere»
dier Vleugelen in deze Figuur uitgedrukt moeften worden; het welk dezelven
wat donkerer doet fchynen.
Het tvveede geflacht der Bladluis-Vreeters van den Heer De Reac».
heeft aan de zydm geene hairbofchjes, ende daar uit voortkomende Nimp"!^®"
hy maar eens gezien; ook is dezelve geftorven, voor dat hy konde waarn =
D E R R U P S E N EN V L I N D E R S . M
„,01, • op hoedanig eene nianier zy haare vleugels draage. In de Figmir, dietAB.XXI.
t " e r van geeft, ziet zy 'er ileeht uit; en gelykt veel nieer een mismaakt
S g ctadL InVea, din eene wezenlyke Ninjph OndertuiTe en geloove ik
d l ze eene zodanige had können worden, als ik m de sde Fig. afgebeeld
febbe; vermits hy de beide bovenvleugels helder-bru.n en roodachtig befctnft
en zegt, dat ze op eenige piaatzen donkerer uitvallcn, dan op ani
™ À-n derde Geflacht dezer Bladluis-Roovers bellaat in kleiner Wormen-,
voorigen; en dezen hebben die Eigenfchap, dat ze gaenie bedekt
waar toe ze zieh een Dekkleed van de bolilers der uitgezoc,gen Bladhren
bereiden. Zy omfplnnen zieh, gelyk de -eeifien en ook die van het
edeVflacht doen; en dan komt 'er eene klciiie groene Nmiph uit voor ;
Vogens de Fig. vàn De Reaumuh, even dezelfde moet zyn, welke ik
ia de stts Fig- vertoone.
§• 31-
. Nu is 'er nog eene foort van de op onze Tiih. afgebeelde Land-Nimphen
overiE- die ik, zo veelikmy, kan herinneren, tot nog in geen Infeften-WerK
gezim hebbe; en aan welke ik om haare zonderlinge gedaante, den naam
geeve van
De kleine Land-Nimph met den langen hals,
Oiider de my bekende Infeäen vveete ik 'er geenen, met w^'k™ ^ ^
Land-Nimph Zo veel overeenkomfl heeft, als met het Wandelende ßlad. ^^
6<le Fli. vertoont ons dezelve in eene zittende, en de 7tie l'tg. m eene.„ j.
vlie^nde P-eftake. Schoon men niet wifte, dat de Nimphen ook van andere
hfcacn !?cven, zou men zulks nochtans uit deze, op de ontdekking van
iiaar Tanggebit, dat ze voor aan den Kop heeft, befluiten können. Zy
tracht zieh ook met hetzelve te verweeren, wanneer men haar vangt, ot mec
eene fpclde vafl: fleckt; en hoewel het veel te zvvak zy, om onze. huid
ie lonncn doorbooren, zo veroorzaakt het cchter eenig gevoel, als zy er
mede knvpt. -De Kop is wat langkwerpig, heeft aan de zyden een paar-verre
iiitpnilende Ooeen; en van vooren twee, niet zeer lange, tedere en hairyormire
Spiieien. De hals, het dumle en leenigfte Lid, is mét den Kop bykans
zo lang als het ."-antfche achterlyf. In 't zitten houdt het Infefl denzelven een
weinig cpwaarts, tcrwyl de kon lynrecht blyft. Zy heeft over t geheel eene
blinkende donkerbruiae k-bleur, welke ook de zes pooten hebben. Ue vier
»iit zeer fmalle vleugels zyn doorzichtig; Valien eenigzins m t bleekbrume,
ili hebben aan den voorilen rand, kort aan 'teinde, een donkcrbrum vlakje, .
dat inzonderheid op de /de Fig. te zicn is; waar in ze uitgebreid vertoond
:3de Deel. iße. Sink. Q