«34
•"iS^
•i,
I
V E R V O L G VAN DE B E SC H R Y V I N G
XLVh deelen, dan eene naauwkeuriger befchryving van den Vlinder.
Fig. I.
efi 2.
f ' i - 3-
3-
De ifte Fig. dezer Tab. XL VI. vertoont eene gantrdi geele, cn de ade
Flg. eene witachtige foort. Beiden zyn ze vliegeude afgebeeld; en hebben,
in 't midden van ieder vleugel, eene Ideine hoog-oranje-geele, ruicvormige
vlak; die in den aclitervleugel akoos grooter is, dan in den voorfien. Docii
aan de onderzyde van deze vleugels zyn die vlakl;en in tcgendeel flecht bruin ;
geiyk aan de 3de lig. te zien is; waarin deze geele Vogel, met te zamen
gevoegde vleugelen, zittendo onder 't oog gebragt vvordt/Behalve de zondermige
uitronding dezer vier vleugelen, is aan dezelven ook nog optemerken,
dat ze, aan hunncn buitenrand, onitrcnt de ipitstocloopende hoeken, ettelyke^
cedere bruinroode flippen hebben. De beide Sprieten zyn, benevens het daar
luilchen zittcnde kleine fpitsje, roozenverv/ig ; de oogen'zwartbruin; en 'c lyf'
is van boven graauw, van onderen geelachtig.
De fihoone oranjegeele Da g v l i . n d e r , metzwarte en helder
geele vlakkcn; behoorende tot de Tweede
Van den tegenwoordigen Vlinder zyn 'er jaarlyks, des Zomers, in onze Gcwellen,
vyfderleie verfcheidenheden op de Weiden te vinden ; Vielken ik
echter veelmeer voor zo veele byzondere foorten, als wd verfcheidenheden
houde; vermits ik altoos de zulken gepaard gevonden hebbe, welken, ten
aanzien der grondverwe en overige vlakken, de medie • overeenkomll of.gelykheid
hadden. Ondertu-ffchen bcilaat hunne veifcheidenheid voornaamlyk
daarin, dat de eene foort bykans wie, eene andere meer cicroen-gcel - en
cene derde fchoon oranjegeel van grondverwe is; doch in de overige cicr.iaden
en vlakken konien ze meeical raet elkander overeen; en de derde foorr
noeme ik de fchoonfte. De Vierde en vyfde foorten draagen ook wel ten
deele eene helder-geele, ten deele eene fchoone oranje-geele grondverwe:
doch ze zyn van de voorigen daarin onderfcheiden, dat ze niet niet zo veele
helder-en donker-geele vlakken getekend zyn; riiaar alleen eene breede en
donkere bezooming aan hunne vleugelen hebben. Het komt my derhalve zeer
waarfchynlyk voor, dat ze wel van tweeerlei geflacht, raaar van eenerleie
foort zyn*; even als van 'c bovenbefchreeven geele Blad reets gezegd is.
• D « e foort, welke niet zo veel donkere cn ¡leldcre vlakken vertoont, als die de Heer Rsfel
^ S ' 4 en 5. afgebeeld heefti en alleen aan de vleugelen met eene breede bruine bezooming
proukt.
k E R RX7PSEN EN V L I N D E R S. »SS
De fraaifte foort dezer Vliuders zien wy in de 4Je Fig. van Tab. XLVI.Tm-^
met uitgebreide vleugelen, op de bovenvlakte. De voorlle vleugels pronken
met eene oranjegeele grondverwe; in welker midden, kort by den voorften
rand, eene zwarte vlak gezien wordt. Längs den buitenrand heeft'ieder vleugel
eene breede, zwartbruine bezooming; waaruit, by de fchoonfle vogels dezer
foorte, eenige helder-geele vlakken in de oogcn fchitteren; voorts zyn ze,
zo wel ali de ondervlcugcls, aan den buitenrand met cene fmalle roozenverwige
bezooming voorzien. De grondverwe der ondervleugelen is niet zo hoog
oranie-geel; maar zy hebben in 't midden eene fchoone ronde vlak van die
koleur; en aan hunnen buitenrand ziet men vau 's gelyke eene donkere , doch
niet overal even breede, bezooming ; welke echter niet tot aan derzelver emde
uitloopt; en in deze befpeurt men weder eenige helder-geele vlakken. Aan
den binnenrand zyn ze helder geel, cn naar de inleding toe groenachtig. De
voorfle rand heeft aldaar eene zwaarer groenachtige vcrwe. Het gantfche boven-
]yf is groenachtig-graauw; doch aan de ondervlakte helderer-gcel. De hals en
k'op zyn, zo als de beide fprieten, fchoon roozenvervvig.
In de stle Fig. hebbe ik dezen Vlinder in eene zittende gefeite afgebeeld; Ki- s.
en dus vertoonen zieh de ondervleugels helder groenachtig - geel. In derzelver
midden fchittert eene zilverachtige vlak uit, die een rooden omtrek en eene
roozcnverwige bezooming lieeft;"van welke koleur 'er ook nog eenige andere
vlakjes in Waat te neemen zyn. De bovenvleugels hebben aan die zyde ook
wel ecn oranje - geelen grond; maar dezclve is iets bleeker, dan die der bovenvlakte;
en de overige breede bezooming, welke op de bovenvlakte donber
is, vertoont zieh hier ligt groenachtig-geel. Deze pronkt bovendien zomwylen
met vyf, zes, of Zeven zwarte vlakken; waar van die genen, welken 't
naaft aan den buitenften hoek ilaan, kleiner zyn, dan de ovengen. In 't midden,
aan den voorften rand, ziet men insgelyks de zwarte vlak, op de bovenvlakte
reets aangemerkt. Wyders is de zoom der vier vleugelen roozenverwig;
en de zes pooten hebben dezelfde koleur.
De
pronkt, vertoont zieh mede jaarlyks tweemaal} ze komt mamiyk eens in de.Lente, en
andcmlaal in den Zomer, tot in den Herfft, te voorfchyn. Ik hoope dezelve, benevens de
overige by-foorten, van welken de Heer RSfel hier gewag maakt, ingevalle ik het gelnk
hebbe de Riipfen deelachtig te worden, met de Rupfen, en 20 dit al niet mogte fiaagen,
to minfte in des Vlinders geüalte, in myne Sjvoegzeicn mede tedeelen.
G g ä K l e k m a n k .