Maiii
ifm^fli:
- 1 k l !: -Iii
i ^ S ' i H l r i i l l
I i « ' ' '
ifM
d e r R u P S E N EN V L I N D E R S 105
I bruine vlakkcii aan den Kop ilrekken enkd tot cicraaden. -Na den breeden Tab,XIX
L p die over 't geheel ract vecle körte hairtjes bezet is, volgt ecn diinner
j - c l dat wy den Mals znllen noemen; en waar aan nicts anders dan eenige
liörk'ere vlakken, cn vecle hairtjes op te merken zyn. Hetmetden hals verknogte
v e e ' l d i t k e r d e e l , dst zieh aan de zyden als een Wrong opdoet, en aldaar met
srovei- en langer hairen, dan op de bovenvlakte, bezet is, heeft 00k vcr-
Iheid™ kleine verhoogdc Wratjes of bruine plekken, die desgelyks met
I liaircn bcgrocid zyn; en de overige grond is nog met veele kleiner, als met
I zo veele puntjes, befprenkeld: aan dit deel kan de naam van Borftftuk met
' recht toegeeigend worden. Het hier op volgende grooriie deel, of Achterlyf,
is van vooren tamelyk breed, loopt van achteren fpits toe, bellaat uit 10
ondcrfchciden leden; tuffchen welken altyd 2 vouwen of ringen gezien worden,
die gcnoegzaam eene foort van inkerving maaken; en te wege brengen,
int 'die leden aan de zydeu als ecn Wrong uitlleeken. Aan den eerllen ring
of afdeeling zit ter wederzyde een bofchje zwarte, ftyve hairen, (zie m . , " " >
welken niet ongelyk zyn aan eenPencecl; en zodanige bofchjes ziet men aan alle
de afdeelingen. Deze hairen zyn echter aan de volgenden veel korter, ilaan
00k niet zo digt by elkandcr, en worden naar achteren allengskens korter.
De menigvuldige donker-bruine vlakken, mitsgaders de verfcheiden hoogzels
et! diepzels, welken zieh, nu met dikke dan met dünne hairtjes begroeid, in
eene cierlyke orde op dit achterlyf vertoonen, ayn beter uit de afbeeldingen
na IC fpcuren, dan met woorden te befchryven.
Betreffende nu de vergroote Ondervlakte van dezen Mieren-Roover, dezelve
wordt ons op Tai. XIX. in de i6d= Fig. voorgefteld. En die afbeel-^'iding
toont duidelyk aan, dat de bruine cieraaden en vlakken, zo wel aan 't
- lyf'als aan den kop, hier zeer verfchillende zyn van die der bovenvlakte, en
5 in eene gantfch andere orde ilaan; als inede dat ons Infcft ook van onderen
; itiet hairen begroeid is. Wyders kan men hier naaawkeurig onderfcheiden,
1 aan welke deelen de 6 pooten hunne inleding hebben. Het voorfle paar zit
ender den hais en heeft 4 afdeelingen, of gewrichten; het tweede paar zit
aan het borftiluk, en heeft 3 gewrichten; en 't laatile paar heeft zyne inleiing
aan het deel, waaraan de beide grootfte hairborftels geplaatfl: zyn. Deze
pooten zyn de dikllen, zo kort als de eerflen, en boven dien zo wonderlyk
gcktorad of gcboogen, dat ze beftendig onder 't lyf blyven liggen, en nooit ter
zyden iiitkomen, of zichtbaar worden; ook beweegt zieh deWorm metdezelven
meer achterwaarts dan voorwaarts. Zy bellaan mede maar uit dric leden of gewrichten;
waar van het laatfte, gelyk aan de voorigen, het dunfle en kortfte is,
Zc zyn ook, in piaats van klaauwen, met drie uit elkander ftaande ftyve
fpitzen voorzien, en alom met hairtjes bezet: deze fpitzen maaken dat onzf
Worm zieh gereedcr achtcrwaarts beweegen kan, dan wanneer hy met klaau-
Deel, ißä Stuk. O wen
l i ^ l l iii-vr..,
l i i
. 1
:tr:Eii !
tiiidni-1
e :
^'iL:
.i:!;/
I 'II i ; 1 ;