D E R R U P S E N EN V L I N D E R S .
» 5 5
" i
4
Í
Vermits ik nu, wegens de menigte dezcr Gal len, een genoegzaamen voon-aadTAB.LIJ.
tot rayne ondei-zoeking will, en er niy vveékelyks een dcel kon lu;iten breiigen,
zo opendc ik alle dagen eenig.-n derzelvcn, van verfchillende grootue en
ouderdom. In dezulkc-n, die fleclirs de groocce v»n Letter a. hadden was
byna niets anders dan. een klein raiddelptmtje waar te neeraen; en oin die te
ontdekken, wieid er nog een Tcberp gezieht vereilchf» in die van Lett. hbb
zag ik daarentegen. by 't openfnyden, in 't middcn nioc alieen reets een klein
Wormtje, raaar 'er was in de Galle ook alrcde de byzondere omtrek der
hole, daar hec inlag. Zie de li'a Fig. Duch het Wormtje zclve fcheen nooí''ífflaar
een klein korrcltje, of rond wit puntje, zo als 'er de 3Je Pia. eenf/j. 3.
buiten den Galappel doct zien. Hoe mecr nu de Galappcl groeide en in gr'ootte
toename, zo veel te grooter wierd ook, naar evenredigheid, de daarin woonende
Worra of Made. In 'z laatft van Jugu/lus hadden zoraraigen alrede de
grootte van de 4de Fig.; ze waren toen eei.ter nog niet volwalTen, en vvier-K^- 4-
den zalks eerll in de maand September. De s^c Fig. vertoont ons zodanief'i. 5.
een Galappel nudden door gefneeden, alwaar men, in de eene helft by Letter
ä., de Made ziec; welke, binnenwaarts gekromd liggende, haaren .i-eboo-í«'- ¡tgen
rag voor des aanlchouwers oog vertoont. In de andere helft zie'c men
eene ledige Celle, die niet alieen kogclrond is, maar ook, gclyk van de
reets befchreeven, en op de XXXVL.ie Tab. Fig. 18. van dit Deel afgebeelde
foort gezegd is, eene harde en gladde fehale heeft. In de t% van <5.
iah. LH. hebbe ik zodanig eene Made afgebeeld, in die grootte wefke zv
gemeenlyk, volwalTen zynde, heefti en de/Je i'ig. vertoont haar by vergroo-^«'7-
YS
Nadien zommige Menfchen, als boven gemeld is, van gedachten zyn dat
de opgenoemde onderfcheiden Gallen door een en 't zelfde Infea, veroorL^c
worden; zo achte ik het der moeite waardig, de daarin fchuilende Inleften
eens naauwkeung, nevens elkander, te befchouwen; om te zien, of'er ceen
onderfcheid lulTchen dezelven te befpeuren zy. Laat ons dan de tegenwoordiee
Made der Gal-Wespe eens vergelyken by die van Tab. XXXVI. Dit doende
zien wy wel dra, dat ze beiden eenerleie dikte en genoegzaani eenerleie ceela
c h n g . Witte koicur hebben; mitsgaders dat ze zieh op eenerleie wvze
bmnen als buiten haare Celle, kroramen; en dat, wanneer ze kruipen' de
onbekwaaniheid van de eene zo, groot is,. als die van de andere. Maar befchouwt
men den Kop zo zal men terllond aan beiden een merkelyk onderfcheid
belpeuren. Aan de Made des Galappels, die tuffchen de takies e^den
feel des blads te voorfchyn komt, hebben we aan 't voorfte deel' een brda
fanggeb.t geaen; zonder eenlge andere verhooging of «itwaffing, die men
den
II