V E R V O L G VAU DE B E S CHR Y V I N G DER R Ü P S E N EN V L INDERS . 5«
; I •• • ii
ImyiM getn^emegzaanie cpmerking kenbaar geworden-., doch zo vcel vieet tuen 'et
zcker van, dat ze em Jchoon Celadon groen Spinzel vervaardigt. hict
:zeggcn van dien Schryver, daar hy ons deze vyfderleie foortcn aan de band
gecft, dat nog niemand zulks opgenierlcc zou hebben, wil ik wel gelooven;
wimi fchoon ik al veele Werken over de Zy-Wonnen geleczcn hebbe, kan ili
my noclitans niec erinneren, dat my ooit eenig gewag van roode of papegaai.
groene Zyde oncmoet is; weshalve ik ook dit Bericlit, als iets byzunders,
'hier aanhaale.
Z o veel moeke als het den Liefhebberen kort, om eene Rups ter veranderirge
te brengen, zo veel nioeire dient men ook aan de opkweeking der
Zy-Wonnen te beileeden. De Winft, die men 'er van trekt, heeft veelen
naauwkeiirig doen letten, op alles, wat aan deze Worroen immers fchadeljk
of nadeelig kon weezen. BetrcfFetide de ziekten, aan welken zy onderworpcn
i y n , zo heeft men waargenomen, dat dezelven, of door het voeder, of
door de iucht veroorzaakt worden. Ten aanzien van 't voeder zegt bovenge-
Boemde Heer Sauvaces, dat de met regen of dauw bevochtigde bladeren,
by aldien ze hun gegeeven wjrden, de uitwaaiTeming verhinderen, ecn
waterig Sap, m daar uit vollende opzwelling veroorzaaken. Zyn de bladeren,
aegt hy vervolgens, mct Nevel bevallen, dan maaken zy, door hunne fclicrpe
vochtigheid, den Womi mager; en zo de bladeren deze beide ongemakkcn
iebben, baaren zy ziekten, die m;n aan beide deze oorzaaken heeft toe te
ichryven; naaralyk opzwelling, uitteering,-en geele zucht met zwelling. Wat
wydcrs de liicht betreft; zo dient men beftendig in acht te neemen, dat ze
vöor de Zy-Wormen zuiver en getemperd gehouden worde. Want volgens
het zegcen van den Heer Du Ha l d e , in zyne befchryving van China, Parj!
i?35- ^o»'- P^S- Zy -Wo rme n , ieder dag een
jaar. De morgen is hnnne Lente, de middag hun Zomer, de avond hun
Herß, en de nacht hun ¡Vinter; waar door dan zelfs de verandering der Luchl
van efaen dag htm ten nadeele verftrekken kan. En dewyl de Rupfen altoos
18 Luehrgaten hebben, waar uit even zo veele Luchtpypen ontftaan, die
zieh van binnen in ontclbaare takken verdeelen, is 't ligtlyk te bezeffen, du
ze de verandering van lacht merkelyk moeten voelen: IVant dewyl het zter
vaaarfchynlyk is, (ik bediene my van de woordcn van D. n Heer SaUvages) dat
ie inwendige vlakte der Longe by de Bieren eenerleie betrekking heeft, tot dt
viterlyke vlakte van hun tkhaam-, en men daar en hoven, als bekend is,
Vit de ondervinding vaß flellen mag, dat de inwendige Long-vlakte vm
een Half tienmaal grooter is, dan "de uiterlyke vlakte van deszelfs geheeli
lichaam; zo volgt daar uit, dat de i8 Longen der tegenwoordige Rupß
eene iRo maal grooter vlakte hebben, dan haar lyf; en dat dienvolgende
de Jrukking en ixerking eener verdorver. Iucht zo nceimaab magtiger is
het hf dezer Schepzelen, dan over grooter Diere.n. Uit dien hoofde Tt^yilV
ZTeten de Meäen de verandering van lacht het allerßerkfie gevoelen;
nademaal zy, in vergelyktng met de groote Bieren, even zo S ' ß f ^ y ^
al de aandoenelykße Thermometers tegen de flechten. De al te koude Lucht
riaakt Völlens de aanmerking van den zelfden Schryver, dat veele Rupfen
„iet bi'hoorlvk vervellen; en als zulks niet gefchiedt fpinnen zy laater; hebben
meer voedzel noodig, en veroorzaaken grooter moeite en koilen; waar
tcffen de al te groote hitte eene oorzaak is, dat ze byna allen fterven. Men
vindt dit alles in zyne hoven aangehaalde Befchryving wydioopiger verhandeld;
weshalve ik den Leezer, die 'er meer van gelieft te weeten, derwaaarts
wyze- na 'er alleenlyk nog uit aangehaald te hebben, hoe men ondervonden
heeft', dat eene wärmte van 18 graaden, Velgens den Thermometer van den
Heer De Reaumur, de allerbefte voor de Zy-Wormen is. De Rupfen,
welke in het temperament dezer wärmte uitkomen, (zegt hy wyders,)
ZMÜen zeer zniart weezen, ßechts Zeven dagen van de eene Vervelling tot
He andere toe door brengen, en aan geene der voor gemeide ziekten blootgeßeld
zyn. ßygevolg zal het voordeel van hun Spinzel huitengemeen, en
meer dan eins zo groot weezen, als by de gewoonlyke opkweeking.
S- 'SDit
is nu wat aangaat de ziekten, aan welken men de Zy-Wormen, io
ter oorzaake van het voeder, als van de iucht, onderworpen vindt; maar
• buiten dit hebben zy ook nog veel uit te Haan van andere Schepzelen, die
hunne Vyanden zyn: onder welken men de Vogelen, de Rotten, deMuizen,
de Hagediffen, en wel inzonderheid de Spinnen te rekenen heeft. Met opzicht
tot de laatrtgenoemden tekent de Heer Garmann, in Ephemerid. iV. C. An.
L pag. 278. Obf CXXf. aan, hoe hy gezien heeft, dat eenige volwaflen Zy-
Worraen eensklaps ziek wierden, en kort daar na ftierven; zonder dat hy iets
anders aan dezelven befpeuren konde, dan het een of ander klein wit dropje,
als een teken, dat de Worm op den rüg gewond was; doch naderhand ontde':
te hy, dat eene Spin, op den Zy-Worm zittende, voor de oorzaak van
deszelfs fpoedigen dood gehouden moeft worden. Aanduidende dat zulks uit
Nyd gefchiedde, zegt hy, de Spinnen haattn de Zy-Wormen, gelyk de
Krummeis de groote Meeßers. Niet minder nadeelig dan de Spinnen, zyn hun
ook die foorten van Vliegen en Wespen, welken doorgaans alle Rupfen vervolgen,
en haare Eieren aan dezelven leggen. De Maden, in deze Ei'-ren
bittende, kruipen , zo dra zy uitkomen, terftond binnen in de Rupfen,
of Zy-Wormen; wanneer de ledige Eierdoppen op de Rups blyven
zitten, en de gemaakte wende bedekken. In 't eerlle begin wordt men zulks
niet gewaar, alzo de Zy - Wormen hunnen voorigen eetluft nog al eenigen
tyd lang behouden; maar wanneer de ingekroopen Maden allengskens grooter
worden, teeren zy dezelven zodanig uit, dat ze geheel aftemat blyven liggen.
G 2 Al s
i;
I'
I