H
t 1
f
F!
«
S E A R U P S E N EN V L I N D E R S . 127
de vleugels ontbreeken, hebben ze echter zodanig een Steek-Zuiger als deTno.
orerige foonen. Dezen zyn ten decle van wegen den ilank, welken zy raec'^'^'''
de anderen, te weetcn met de Boom - en Kniid - Liüzen, geraeen hebben,
Luizen genoemd. Hier en tegen ontdekt men aan de Aardluizen, fchoon ze
mede, zo wel als de bovengenoemden, onder de Landiuizen te rekenen zyn,
dien Hinkenden renk niet. Even dit zelfde kan men 00k van de Waterliiizen
Jeggen; welken in drieerleie iborten onderfcheiden worden. De eerlle foort is
ran vooren met twee Vangpooten, en van achteren met eene Luchtpyp voorzien;
roaar heeft geene Roeipooten. Van de tweede foort is my maar eene
Claire bekend, die gewoon is boven op het waier, met het onderlyf om
hoog, op den rüg te zwemmen. De derde foort beftaat in verfcheiden Claflen
van veelerleie grootte; cn dezen zyn, voor 'c overige, wel 't raeeft den^
Water-Keveren gelyk.
Ik hebbe 't iioodig geacht deze verdeeling der Luizen alhier te piaatzen;
om dat 'er in myne befchryving der Infeäen nog niets van gemeld is, en ik
nu voorneemens ben de zogenaamde breedlyvige Water-Luis, met de twee
Vangpooten, en de zonderlinge Luchtpyp, te befchryven. 't Is my niet onbekend,
dat dit Infed van anderen, inzonderheid van den beroemden SWAMMERDAM,
{Bihl, Na!. Tom. I. pag. 229.) Vlkgenie Water - Scorpioen
genoemd vvordt. Maar deze benaaming gevalt my niet; gemerkt de Scorploeiien,
gelyk de Kreeften, tien pooten hebben, en ons Infeft in tegendeel 'er
niet meer dan zes heeft; mitsgaders, dewyl zyne Vangpooten niet in 't minfte
te vergelyken zyn by zodanige Schaaren, als de Scorpioenen bezitten; en ons
Schepzel boven dien geen Verweer-Angel heeft, waar mede de Scorpioenen
äan liunnen Haart voorzien zyn. Overmits haare breedlyvigheid, haar fleekzuiger,
de gelieldheid haarer vlengeien, cn andere omibndighcden, daar en
tegen veel overeenkomH; met het voorkomen der Luizen hebben; gelyk 00k
de Heer FR I S C H , II: zyne befchryving der Infcden, VILI< I Deel, pag. 22.
aantoont; zo hebbe ik insgelyks dit Infefl den naum van de breede Waterluis
gegeeven. SWAMMERHAM getnigt, dat hy flcchts twee van deze Waterluizen
geiien heeft*; waar van de eerlle onze Waterluis, en de tweede eene andere
Imallyviger foort is; van welke laatft gemeide ik hier na zal fpreeken. Doch
behalve deze beide foorten, is my nog eene derde bekend geworden; welke
Mejuffr. MERIAN onder haare Surinaamfche Iniedlen gemekl heeft: en dewyl
ik zo gelakklg geweell ben, van een origineel dezer foorte ter aftekeninge
®5gtig te worden, za! ik die 00k vervolgeus befchryven en afbeelden.
De
* In de Latynfche Overzetting wordt 'er van t/rU gefproken; maar in den Hollandichen
Grondtekft ftaat ¿wee^ oTcrietikomilig waar mcde 'er ook alleen rwee daadlyk befchreevcD
worden,
D I VE R T A A I . TR.
1