DER R U P S E N EN VLINDERS . 183
6. De zogenaamde knoppen, by de Verwers wel bekend, doordien ze '
zelv'eii menigraaal beter dan de wezenlyke GJappels können gebruiken, is de^^j^j^^j
®de foort. Dezen moeten aan de vnichten van den Eikenboom, of aan de
• 1 - J..- Snrr. iT,^»-« Jori Pilrol n •7Ìf
Eikels zelven groeicn, ora dat 'er altoos iets van den Eikel aan zit. Dezelven
zyii by ons zeldzaam, maar worden uit Hongaryen en Moraviè by menigte
tot ons oiiergebragt; en zyn, naar 'i fchynt, noch aan Malpigius, nodi
aan De Reaumur bekend goweell.
7. Eindelyk hebbe ik ook nog aan de ledere takjes of uitfpruitzcls van don -
Eìkénboom een zwamachcig gewas ontdekt; hec welk niuw en bniin van
koleur, doch week op het gevoel, en niets anders is, dan eene foorc van-
Gallen. In den Zomer is hetzelve voi Maden; en in den HerffI: vindt men
tet geheel doorboord, of voi gaten. Ik zal dit uitvvas in 't vervolg omdandiger
befchryven ; wanneer ik de overige Calgewairen naauwkeuriger nafpooren,
en 'er meer berichts van geeven zal. OndertulTchen zullen wy nu de eerlle
foort eens wat nader belchouwen.
Zo beketid als de Galappels anders zyn, doordien men weet, dat ze tot
het maaken van Inkt en hec zwartverwen gebruikt, en uit Turkyen tot ons
overgebragt worden, zo min vi^eeten doorgaans de meefte menfchen, waar ze
van daan komen, of waar uit ze ontftaan Dit is ons inzonderheid in 't jaar
1750. gebleeken. Onze Eikeboomen waren toen zeer vol van zodanige GalgewatTen,
die den Turkfchen Galappelen veelal gelyk zyn; en die, als gezegd '
is, in de hoeken tuflchen de blaadjes en takjes zitten. Men zag 'er meer
zulke Galappels dan Eikels aan; en zy vielen des te eer in "t 00g, gemerkt ze
älieen aan de onderlle takjes van den ftam en aan de jonge uitfpruitzels zaten;
en wel zo digt aan elkander, dat 'er zomtyds zes, ook wel tien, aan ecn
klein takje gevonden wierden, die echter zo- wel in grootte als in rypheid
verfchilden. Dit baarde by veelen, niet alleen cene groote verwondering, maar
men hoorde ook allerhande giffingen en voorfpellingen daar uit opmaaken;
zelfs will: het Bygeloof, greetig naav wonderen, 'er veele voorzeggingen van
irearige toevallen uit af te leiden. OndertulTchen zyn deze Galappels zo zeldmm
by ons niet, of ze worden nog al veelmaäls aan de Eikeboomen gevonden;
maar aangezien zy meeftal Hechts enkelvoudig voorkoraen, Valien ze
niet zo ligt in 't oog. De oorzaak van derzelver groote menigte in 't voornoemde
jaar was naaftdenkelyk deze; wy hadden ettelyke jaaren achter een
warme zomers gehad; en hier door zyn miffchien de in andere Landen menigvuldiger
Infeften, gelyk de Springkhaanen, naar onze geweften gelokt.
Van hoedanig eene gedaante deeze Galappels eigenlyk zyn, vertoont ons de
I-;, -¡jiliti
• ;: " ' ii'i'!!-;;^---'
i hi-
: - : '- '1
•U.'i :
III •
Iii