m
V E R V O L G VAN nE B E S CHR Y V ING
x i v pronkt verder met verfcheiden zwarte vlakken, van ongelyke grootte
en; gellalte; van welken zommigen wit bezoomd zyn.
De kleine vnurroitde en goudglanzmde DAGVLINDER -van
de tzveede ClaJJe, met donkere vercierfclen.
%. I.
Op Tab. XXXVil. van die Deel hebbe ik Fig, 6 en 7. reecs een goudglänzenden
of vuurrooden Vlinder dezer ClaiJe onder 't 00g gebragt, die niet
zeer gemeen is: tlians vcrtoone ik een anderen Vlinder, die, fchoon gemeener
en kleiner, 00k van eene zeer zonderlinge foort is. Men vindt dezelve
op de Weiden; en ze wordt zomwylen, des zomers, in de bofclien gezien*.
De grondverwe der bovenvleugelcn fchittert op de bovenvlakte, gelyk de 5tle
Fig. aantoont, even zo iehoon goudblinkend, of vuurrood, als die van den
eerfl gemeiden Vlinder op Tab. XXXVII. Maar de tegenwoordige is, behalve
door zyne kleiner geftalte, eok nog daar door van den anderen te onderfchsiden,
dat hy op zyne bovenvleugelen inet zv/arte vlakken befprenkeld is;
en aan den buitenrand eene breede, doch aan den voorften .rand eene fraalle-,
donkere bezooming heeft. De grondverwe der Ondervleugelen vertoont zieh
daar en tegen donker olyfbruin; en aan dezelve ziet men een vuurrood breed
boordzel, met eene gantfch zwarte en ingetande bezooming, daar -eene witte
op Voigt; welke laatlle de bovenvleugels 00k aan den buitenrand hebben. Het
lyf is donker van koleur, maar heeft van achteren een blaauwachtig- graauwen
Zoom.
s-
Tis- <« De Fig. vertoont de ondervlakre der 'vleageleii van dezcn Vlinder. De
achtervleugels hebben een heldergraauwen grond, mer eonige zwarte Hippen
befprenkeld; waarby, aan den achrerften rand, een geeiachcig-'roode dvvarsitreep
ce zien is. De grond der voorvleiigelen is medial g-eelaciitig-rood; en onurenc
den voorften rand, welke iets graauwachtig uirvalc, ontdekc men een beider
geel vlakje; van gelyke koleur is ook de bezooming der verfcheiden zvvarce
vlakken dezer bovenvlakte, en het lyf is eenigzins helder blaauwachtig-graaiiw.
Ds
* DeZe &ort van Dagvlinders ontdekt men 2,0 in 't voorjaar als in üen Herfll. Velgens het
zeggen van een Lict'hebber der Infcäen 2ou ze uit een aardig beider groen met een geelen
Ruggeftreep verclerd Schild-Rupsje voortkomen; 't welk men, in de nuanden van Juny en
^uly, op den bloeflem der jicelofa S^lvefiris, of wilde Zuuring, die haar tot voed7.el dient,
i;an rinden. Indien ik dit Schildrups;e rog magtig wordc> zal ik niet verzuimen 'er eene
jiaauwkeurige afbeeldmg van tc maaken.
KLEEMAMN"
CLA.SSISJI^AI'ILIOJSiXINL DllTRMORVM..
Suppl.
:: • ;
;
I
i'il'':.; :