- 1
Jl
»5« VERVOLG VAN DE B E S C H R Y V I N G
TAB LH, JEN ^oii hebben können noemen. Doch aaii de Made dezer Tah. LH.
f i g . 7. ontdckc mcn iii tegendcel niets van zulk ecn tanggcbit; dezclve heefc,
in plaats van dat, een verheven VVracje, 't vvdk dcz-.lfde kolcur van 't nf
hee t; en, mv,ns oocdeels, voor een byzonder kenteken dezer Made, waar
door ¿y van de anderen le onderieheiden is, gehoudcn kan worden.
S- .5.
Na dat ilt nii in de maand September de volwaffen Maden in onze Galappelen
gevonden had; ontdekce ik omtrent 8 da^en daarna de Pop in dezdven,
die echter nog gcheel wit was. En toen ik, ter verdere onderzoekinge
van dcze Pop, vertwlgens meer Galappeis opende, vond ik, in . pjaats van de
Pop, nog de Made. Dit overtuigde my-, dat zo wel de Maden als de Galappels,
die men ten zelfden tyde vindt, of niet allen van eenerleie Ibort zyn;
of dat de Wespen, waarvan de^Gallen voortkomcn, niet ten gelykcn tyde
haare Eieren in de ribben derf|Jiikebladeren leggen. Gediiurende dir onderzoek
hebbe ik ook waargenoitfjh, dat, fehoon deze Galappels niet allen even
groot worden, de Made nocSwis, zo wel in de kleinen als in de grooten,
tot haare volkomenheid geraakt, en mede in even zodanig eene Wespe verändert.
Voorts hebbe ik ook ten zelfden tyde zornmigen d;zer Galappelen
gantfch ledig bevonden.; tervvyl anderen twee Maden in een Celletje haüden,
Maderaaal my dit echter zeer vreemd voorkwam, zo befehonwde ik ze beiden
ten naauwkeurigfte, cn zag duidelyk, dat ze niet van dezelfde (bort waren.
Do eene was, ten aanzien der gedaante, van de Maden, die gemeenlyk in
deze Galappels woonen, niet onderfcheiden; doch de andere was nierkelyk
kleiner en dunner; ook liep dezelve, voor en achter, Tpits toe gelyk eene
Spil; waar tegen de gewoone Made gantfch dof of dood, of ook wel tea
eenenmaale uitgezoogen was.
S. 6.
TAB. De gedaante der Poppe van onze Galwespe is op Tab. LIII. in de Fi'^.
LIII. te zien; alwaar de hellt van een der grootiie Galappelen vertoond wordt. De
8. Leiter e wyll ons de Pop aan, zo als dezelve in 't raidden van den Appel
jr'','" n' ligt, in haare natnurlyke grootte; en men vindt haar in de pie Fig. by vergrooting
afgebeeld. Zy is', als ik reets gezegd hebbe, in 't eerft wit; maar,
eenige dagcn ouder zynde, begint ES al van koleur te veranderen. De oogen
en de fchubben vnn 't achterlyf worden eer donker, dan de andere deelen;
tot dat eindelyk de gamfche Pop allengskens, \vanncer de daar in zittende
Wespe tydig wordt, een donker aanzien verkrygt. Hiertoe echtcr worden drie
wecken vereifcht; en als men, na verloop van dien tyd, den Galappel opent,
vindt men 'er de Wesp, in plaats van de Pop, in. Trouwens diergelyke Poppen
z n by my in dien tyd, ook huiten den Galappel, in Wespen
ver.