V E R V o L G
F A N DE BESCHKTFING
D E R
RUPSEN EN VLINDERS.
De ontemeen groote, en met gecl en bUauw zeer fraai
W R C I F R - S ' I ' J A S M Y N - R u p s % benevetis haare verandertng,
in den zogenoemden DOODSHOOFD - VLINDER.
iBehoorende m de eerße Clajfe der Nacht-VUndsrs.')
S.
jaarcn, voor 't begin dezer berdiryvlnge, ontving ik de afbeel-Tìb. Ï.
Kiifding eenor groote Rupfe, welke ik nimmer, zo mm leevend, a l s " ^ -
* 1 *in afbedding, by andere Befehryvers der Infeften, gezien had.
« * M e n verzogt my te gclyk, dezelve wederom te zenden; inct
* * * * * * e e n bericlit, of ze my bekciid ware, en hoe men dezelve opkwecken
moefc, cm haar tot de verandeiing te brengen. Ik volbragt dit verzoek,
jia dat ik eene Copy van de afbedding gemaakt had; doch of die Hups ver-
A 3 au-
* Deie bynaam fchynt haar juift niet wezenlyk eigen te zyn: nademaal îiiet allecn de Heer
RÖSEL in dit Derde, en vervolgens in "t f^eriie Deel van dit Werk, bericlit, maar ik OOK
self ondervonden hebbe, dat die fchoone Rups mede op andere Kruiden aaft. Zy genecrt
iich, behalve met de ^amyi, ten mintte met nog wel zevenerleie andere Gewallen; als
bj voorbceld met de fVoum, de Hentiip, de IVjnruit, de Aarjappelen, de ¡eele Raapen,
den Llgußef, en de Meekrap : cn daar by kan ik, buiten de hier ondcr in 2. acngeÍL%
ú¿eHorJskerjJen en. den lùiifchboom, ook nog vocgen de Braiiàneiel; waarop zcker thars
Overleeden Liefhebber onzcr Stad verzekert, dezelve gevondcn te hcbLen. In 't j^ar 1756.
kreeg ik deze zeldzaame Rups, even zo fcboon als die van den Heer RÖSEL, voor de ccrlie
maal tc zien; en ik ontdekte "er nog meet in de volgende jaarni 5 doch medial gioenen,
en niet zoo fchoon geel als de Rijfelfchcn. Ook berichtre men my in de iaarea 1763,
1763, 1764 en 1769, uit verfclreidcn oordcn van Duitfchland , dat zc hier en daar, (hoewel
meerendeels groencr dan de Röfelfchen, echter met even dezelfde cieraaden,) gezien
--vas. Dorb ik twyftaì, of dezc Rwps, als ly uit het Ei komt, en in haarc écrits jaigd,
wel