6S V E R V O L G VAN BE B E S C H R Y V I N G R U P S E N EN V L I N D E R S .
TAB. X. In de 4<JE Fig. zien wy dezen kleinen Vlinder zittende; hy heeft zyne !
t ' S . Vleugels van boven te zamen gevoegd, waardoor nien derzelver ondervlakte '
te zien krygt. De Paerlemoer - v l a k k e n , waar van deze foorc van Vlinders den' • '
naam heeft, Valien hier met den eerilen opflag in 't oog; ea men ziet tctftond
dat 'er de achter-of ondervleugels nieeft mede vercierd zyn. Ze ftaan' .-i
insgelyks in een Oranje-geelen gfond, maar dezelve is iers bleeker, dan in ".i
de 3cle Fig. Ik hebbe oak de vlakken, volgens haare grootte, gedaante cii • '
g e t a l , wel naauwkeurig nagetekend; maar dewyl dezelven aan verfcheiden foorten ' ••
dezer Vlinders nu grooter, dan kleiner, nu meer dan minder in getal, gezienl' •'
w o r d e n , zo oordeelde ik het overbodig, haare grootte, orde en gellalte,' '
afzonderlyk te befchryven. Een ieder kan uit de afbeelding genoegzaam bc'l
merken, dat zy, die aan den buitenrand Haan, tandvormig, de grooten hoc-j
k i g , en de kleinfien als puntcn of flippen zyn; mitsgadcrs dat ze allen eenci
tedere bruine bezooming hebben. Deze Ondervleugels zyn. van vaoren en van' •
achteren met een fniallen Witten zooin omgeeven; waarin men van achteren i
eenige bruine fpitze piinten ziet, benevens een fmalleu geelen onitrek. De
buitenrand der Bovenvleugelen is mede wit met bruine Hippen; cu in humien
grond vindt men ook, behalve de zwarte vlakken, welken hier, omtrent even
eens als aan de boven zyde, gezien worden, aan het hookpunt Zeven zilver
b l i n k e n d e , of Paerlemoer-vlakken; waar van 'er drie langkwerpig, en vier
rond zyn; doch die allen in eenen eenigzins donkeren grond ftaan. Dewyl
het nu eene bekende zaak is, dat de Vleugels der Vlinders met een vederftof
bezet zyn, hetwelk hunne oppervlakte naar fluvveel doet gelyken, zo zou '
de gladheid der Zilver vlakken, waar mede de tegenwoordige Vlinder pronkt,
zommigen kennen doen denken, dat dezelven met diergelyk een ilof niet
bedekt waren; dan het Vergrootglas toont het tegended; doende ons wel
duidelyk befpeuren, dat ook hier zodanig een, en wel een wit blinkend Hof
plaats heeft.
S. i . i
Het Voorlyf is van onderen helderer dan van boven. De vier Pooten, welken
okergeel zyn, en de twee voorile körte ftorapen, of klaauwlooze Poot
e n , zouden ons al genoegzaam te kennen geeven, dat deze Vlinder tot df
E e r i l e ClalTe der Dag-Vlinders behoort; fchoon wy niet eens willen, dat liy
uit eene Doorn - R u p s voortgekoroen wäre, en eene Pop met eene Gryns hadde. I
V o a r 't overige is hy zeer fnel in 't vliegen, inzonderheid des Zomers, en !
b y warmen Zonnefchyn; wannecr men hem, tot in den Herfll, doch meer I
o p de Weiden, dan in de BolTchen, ziet zwerven. Deze Paerlemoer-Vlinders
verfchaffen een groot cieraad aan de Verzamelinge der Infeften; en wel
voornaaralyk wanneer men 'er heeft, die nog eens zo groot zyn als de
tegenwoordige. j) e
I T
q)e bkek-groene RUPS, met witte Linien, dwarsßreepen
en ¡liefen: hehoorende tot de tweede CUjje der
Nacht - Vlinders.
Deze Rups hebbe ik in de maand Mai , in een paar groene bladerenTaB. XL
van de geele, of Gond-Wilge zittende, gevonden. Zy had dezelven
met een dunnen en Witten draad zo te zamen getoogen, dat ik in den eerilen
opflag cene nieuwe foort van de groote Bladwikkelaars meende ontdekt
te hebben. Maar ziende, dat ze, den gantfchen dag over, niet den geringilea
lud toonde, ora in de Wilgebladeren te byten; zo oordeelde ik dat ze niet tot
de Bladwikkelaars behoorde, en zieh waarfchynlyk alleen in deze bladeren
gefpoiinen had, om haare verandering in dezelven af te wachten. Kort daarop
wierd ik 'er nader van overtuigd; toen ik nog ettelyken van deze foort op de
Lindebladeren, zondcr Spinzel, vond; die, zo wel dezen als de Wil eblade-
I ren, greetig aten; en veelligt bedienen zy zieh ook nog van andere Gewaliea
ter fpyze. ik had de eerfte naauwlyks vyf dagen gcherbergd, of zy veranderde
Í in eene Pop, waar van wy, na de Rups eerii wat naauwkeuriger belchouwd
te hebben, vervolgens zullen fpreeken.
In de xdü Fig. dezer Tak zien wy onze Rups in haare natuurlyke groot-i/g. i,
'j te, die wel een duim lang zal weezen. De Kop heeft cene bleck - b ruine en
glanzige koleur, doch de 13ek eene zwarte. De grondverwe des Lyfs is bleek -
S groen; en in de lengte met 5 witte Linien doortoogen; waar van die gene,
welke Over den rüg loopt, de breedfle is, en de onderlle by de Pooteti
niet llerk in 't oog valt. Alle de inkervingen der leden zyn ook met wiite
linien overtoogen; die zo veele dwarsringen vertoonen; en met de anderen
ettelyke groene Velden vormen; in ieder van welken twee wittc flippen Haan,
die in 't afzetten niet wel uit te drukken zyn. Al!e de/e wi:te cicraaden
maaken, dat de Rups 'er des te bleeker uitzie; hocwel ze naar onderen wat
grasgroener worde; van welke koleur ook de S paar pooten van dit Infcft
zyn.
f. 3.
D e Pop in de fttie Fig. geeft ons niet veel byzonders op te m e r k e n , „
naderaaal zy in alles met de meelle Poppen dczcr Claife overeenkonit. Haare "
I 3 gr o n d
l ' r - u l lSiMm