^lilS
i f i i i i J ¡;i}(!
i i ir
88 VE R V O L G VAS DS BESCHRYVING
TAB. XV. S, 8.
tiiXVl. ^
Myne Rupfen verantlei-den, na dat ze op gemeide wyze eeiie Legerftcde
voor zieh vervaardigd hadden, juill niet ten eerften in Poppen; raaar ik moei(
'er nog al eenigen tyd na wachten. Eindelyk zag ik, op den 31 Auguflusii
eerlle Rups in haare Poppe gedaante, en den ouden Rupfenbalg nevens" hair
liggen. De nieuwe Pop was toen nog gantfeh zwavel-geel; maar ze wierd
na eenige dagen, iets donkerer, en ten laatlle verkreeg zy de koleur van geel
Wafch, of wierd donker oranjc-geel; welke koleur zy ook vervolgens behield,
Tis 4. tot dat 'er de Vlindcr uit voortkwam*. De 4de Fig. van Tab. XVI. vertooai
deze Pop, liggende op den rüg; haare lengte beloopt ten naaiien by 3 duinien,"
maar dewyl ik ze eeiiigzins gekromd, zo als ze in haar hol lag, afgetekcnd
hebbe, komt dezelve hier wat korter voor. De vyf laatile ledcn VSD
haar achterlyf fehynen iets donkerer dan de oveiigen; maar dit wordt veroorzaakc
door de menigvuldige flippen, waar mede dezelven, meer dan de anderen,'
bezet zyn; en op den rng is het aantal dier pUntetl nog grooccr. Wanncerl
men deze pop zagtkens aanraakte, gaf zy niet alleen haare gevoeligheid le
kennen, maar men kon oak duidelyk befpeuren, dat ze in de kerven of'
vonwen der ledcn, rondsom, met tedere, fcherpe fpitzen bezet was. Aan 'i|
laatile lid is ze met een hard, bruin ilaartpunc voorzien; en kort by het^elvt
bevindt zieh eene langkwerpige, donkere fpleet-vlak. In de groote zvvarte
vlakken, hier op de eene zyde te zien, zyn de Luehtgaten; en tuiTchen del
beide Vleugelfchceden ontdekt men eene zwarte Heeds even breede linie; die,
insgelyks, van boven over het midden van den Kop en 'c borililuk lieeo
loopc, en eindelyk op de ringen, iidsvvyze, in pnnren verdwynt. Voor aan den j
Kop vertoonen zieh de piaatzen der oogen; die zeer groot, en met eene,
toc in het midden uitloopcnde, verdiepte kronkel - linie omgeeven zyn. Zo nu
was de geileltenis der eerlle Poppe; welke ik uit myne Rupfen kreeg: de
beide anderen blceven ook niet lang achter; maar dewyl ze in alles aan dezi
Pop gelyk waren, behoeve ik 'er geen vordere befchryving van te doen.
S . 5 -
Hier op ftond ik het melden myner waarncemingen, raakende de veranderinge
« van die Infed te vervolgen; dan voor af mocce ik nog iecs meldeo
van het boven aangehaalde bericht, dat 'er de Heer FRISCH van gegeeven
heeft. ßy hem is de'kop der Rupfe, zegc hy, geelachtig goweeil, cn dezelve
heeit
* Dfi Heer Fr fcb zcgt, in zyn "Zevenie Deel der Infeften, pag. dat haare huid.ua'ää
verandering, donker - b i u i n , vnl kleine zwarte punren was, miisgaders dat 7,y groote zwar«
Tbkken, cn Zwarte ilicepen haJj die van den kap af tot a.in de vleugelen over het niidd«!
hcen licpen. Devhalve moet 'er, ten aanzien der koleure» mede een ondencheid by deze Poppen
plaat«: vindenj vcrmits de Heer Röfel de zyne hier donker oranje-geel noemt, geljl'
jQj ook in de volgcnde §. fchrjft .
K LE EM ANN.
OER R U P S E N EN V L INDE R S 89
iitcft twee halve, groene, cirkc! - ftrcepen gehad. Het lyf was, van den kop TAI. XV.
af, tot Over de vooipoocen, zwavel-geel; het overige lange iyf, tot aan ^
ftaanpunt, raeer groen; en over den reg heeft hy ecnen, over "t midden heen
ioopendcn, ilxeep waargenomen, die over 't geheel, doch voornaamlyk naar
den ihiait toc, rood-vleefch koleurig was. De llreepen ter wederzydc noemt
hy vaal-wic; de buik, de buikpooten, benevcns de Ikait met zyne pooten,
waar door hy de nafchuivers bedoelt, waren bleek-geel; cn de Q>iegels boven
de buikpooten, verilaa de Luchtg.\ten, hadden eene witte bezooming.
Dit alles nu was aan myne Rupfen gantfeh anders gefleld; doch de overige
deelen waren aan zyne Rupfen even zo, als ik van de mynen gezegd hebbe.
Dit beve'Hgt ons in de gedachten, dat 'er by deze Rupfen, ten opzichte der
itolciiren, geduurig eenig onderfcheid plaats heeft. De Pop, die by my donker
oranje-geel was, is by hem donker-bruin uitgevallen; voor 't overige heeft
hy 'er even zodanige punten en zy-vlakken, als ook den zwarten ilreep aan
bevonden, welken ik aan de mynen waargenomen hebbe.
5. 10.
By het vergenoegeTi, dat ik over de gelukkige verandering myner diie
Rupfen in Poppen gevoclde, vleide ik my ook met eene vafte hoop, van
eerlang den zo pi-achtigen Vlinder, door den Heer FRISCH befchreeven, te
ziillen zien. Evenwel, gemerkt deze Rupfen eerft iaat in den Zomer gevonden
waren, verwachtte ik denzelven niet eerder dan in' t aanftaande Voorjaar;
doch toen ik myne Poppen, na 4 weeken gelegen te hebben, ecnsbygeval
belchouwde, ontdekte ik aan dezelven niet alleen de gewoone beweeging,
welke de Vlinders by het doorbreeken maaiten, maar ik zag te gelyk, dat de
boyenvleiigels tamelyk donker door de fcheeden heen feheenen; en dat de
Vlinder bygcvolg iiiet lang achter blyven zou. Ook kwam de eerfte, na verloop
van drie dagen, op den avond van den 3 .OBobsr^ te voorfchyn; en
klora ly de Ryskenp, welken ik, uit voorzichtigheid, in 't glas gefioken had,
om hoog. Kort daar na kwamen beide de anderen, op gelyke wyze, door de
Poppehuid heen dringen; cn ik hoordc vervolgens, dat ook de Rupfen, welken
door andere Liefhebers opgekweekt waren, en haare volkomen grootte
nog laater dan de mynen bereikt hadden, echtcr nog, in denzelfden Herfft,
als ViinJers te voorfchyn kwamen. Doch zommigcn van dezelven waren niet
20 groot als de mynen; dat ik aan de kouder lucht toefchryve; welke deze
Rupfen, als Achterlingen, nieer getrolfcn had. Ik blyve nog beflendig van gevoclen,
dat het medial, aan de by ons dikmaals vroeger invallende koude
lucht, toe te fchryvai is, dat diergelyke uithecmfche Vknders, als deze, eii
die van Tah. II. van dit derJe Deel, zo zelden by ons gevondcn worden^
en dat zy 'er bylians nooit langer dan twee jaaren blyven. De Heer FRISCH
heeft onze Oleander-Rups des gelyks, by een droogen^ of warmen Zomer,
in t jaar . gevondcn. Ook ontvang ik, terwyl ik met deze befchryving
'iäe Deel, ifts Sluk. M he-
•• 1 m • ••